Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- étendu:
-
étendre:
- uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen; vergroten; talrijker maken; aanreiken; geven; reiken; aangeven; uitrekken; verlengen; spannen; opspannen; verbreden; breder maken; verdiepen; uithangen; naar buiten hangen; verspreiden; rondstrooien; verdeler; uitzaaien; uitzenden; verbreider; verstrooien; uitspreiden; klaar leggen; oprekken; rekken; uitzwellen; ontvouwen; uitklappen; uitslaan; uitvouwen; openspreiden; openvouwen; uitsmeren
-
Wiktionary:
- étendu → breedvoerig, groot, royaal, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, wijd, omvangrijk, veelomvattend
- étendu → uitgebreid
- étendre → smeren, besmeren, doorsmeren, spreiden, ontvouwen, uitspreiden, uitbouwen, uitbreiden, vergroten, afwikkelen, ontrollen, uitrollen, ophouden, rekken, strekken, uitsteken, uitstrekken, verdunnen, versnijden, verwateren
- étendre → zalven, verspreiden, verbreiden, uitbreiden, verbreden, vergroten, verwijden, strekken
Frans
Uitgebreide vertaling voor étendu (Frans) in het Nederlands
étendu:
-
étendu (ample; considérable; volumineux; vaste; grand; large; largement; amplement; énorme; grandement)
uitgebreid; ampel; uitvoerig; omstandig; breedvoerig-
uitgebreid bijvoeglijk naamwoord
-
ampel bijvoeglijk naamwoord
-
uitvoerig bijvoeglijk naamwoord
-
omstandig bijvoeglijk naamwoord
-
breedvoerig bijvoeglijk naamwoord
-
-
étendu (extensif; vaste)
-
étendu (ample; spacieux; large; largement; amplement; vaste; grand)
-
étendu
-
étendu (tendu)
-
étendu (étiré; allongé)
uitgestrekt; langgerekt; lang en smal-
uitgestrekt bijvoeglijk naamwoord
-
langgerekt bijvoeglijk naamwoord
-
lang en smal bijvoeglijk naamwoord
-
-
étendu (abondamment; ample; abondant; considérable; copieux; copieuse; vaste; énorme; amplement; surabondant; volumineux; copieusement; large; largement; grandement; grand)
ruimschoots; rijkelijk; overvloedig; royaal; scheutig-
ruimschoots bijwoord
-
rijkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
overvloedig bijvoeglijk naamwoord
-
royaal bijvoeglijk naamwoord
-
scheutig bijvoeglijk naamwoord
-
-
étendu (détaillé; élaboré; approfondi; de façon détaillée; de façon prolixe; large; grand; étendue; largement; spacieux; diffus; en détail; vaste; ample; amplement; extensif; circonstancié; verbeux; verbeuse; verbeusement; dans le détail)
Vertaal Matrix voor étendu:
Synoniemen voor "étendu":
Wiktionary: étendu
étendu
Cross Translation:
adjective
-
grand, large, vaste.
- étendu → breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd; omvangrijk; veelomvattend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• étendu | → uitgebreid | ↔ extensive — wide |
étendu vorm van étendre:
étendre werkwoord (étends, étend, étendons, étendez, étendent, étendais, étendait, étendions, étendiez, étendaient, étendis, étendit, étendîmes, étendîtes, étendirent, étendrai, étendras, étendra, étendrons, étendrez, étendront)
-
étendre (élargir; développer; agrandir; grossir; lever; évaser; gonfler; enfler; construire; rajouter une aile; se dilater; construire en plus; prendre du poids; s'amplifier; s'enfler; prendre de l'ampleur; prendre de l'expansion)
uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen-
expanderen werkwoord
-
étendre (amplifier; agrandir; élargir; augmenter; grossir)
-
étendre (donner; remettre; passer; tendre)
-
étendre (rallonger; allonger; prolonger; étirer; s'étirer; s'élargir)
-
étendre (tendre)
-
étendre (élargir)
-
étendre (approfondir; creuser; élargir)
-
étendre (nicher; se trouver; pendre)
-
étendre (répandre; diffuser; disperser; épandre; étaler; éparpiller; propager)
verspreiden; rondstrooien; verdeler; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verstrooien-
verdeler werkwoord
-
verbreider werkwoord
-
verstrooien werkwoord
-
étendre (préparer; déployer; étaler; répandre)
-
étendre (étirer; tendre; serrer)
-
étendre (enfler; gonfler; étaler; grossir; se dilater; s'amplifier; se gonfler; s'enfler; bouffir)
-
étendre (déplier; dérouler; se déplier; déployer; étaler; plier)
ontvouwen; uitspreiden; uitklappen; uitslaan; uitvouwen; openspreiden; openvouwen-
openspreiden werkwoord
-
étendre (échelonner; étaler)
Conjugations for étendre:
Présent
- étends
- étends
- étend
- étendons
- étendez
- étendent
imparfait
- étendais
- étendais
- étendait
- étendions
- étendiez
- étendaient
passé simple
- étendis
- étendis
- étendit
- étendîmes
- étendîtes
- étendirent
futur simple
- étendrai
- étendras
- étendra
- étendrons
- étendrez
- étendront
subjonctif présent
- que j'étende
- que tu étendes
- qu'il étende
- que nous étendions
- que vous étendiez
- qu'ils étendent
conditionnel présent
- étendrais
- étendrais
- étendrait
- étendrions
- étendriez
- étendraient
passé composé
- ai étendu
- as étendu
- a étendu
- avons étendu
- avez étendu
- ont étendu
divers
- étends!
- étendez!
- étendons!
- étendu
- étendant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor étendre:
Synoniemen voor "étendre":
Wiktionary: étendre
étendre
Cross Translation:
verb
étendre
-
Traductions à trier suivant le sens
- étendre → smeren; besmeren; doorsmeren; spreiden; ontvouwen; uitspreiden; uitbouwen; uitbreiden; vergroten; afwikkelen; ontrollen; uitrollen; ophouden; rekken; strekken; uitsteken; uitstrekken; verdunnen; versnijden; verwateren
verb
-
iets een groter oppervlak laten innemen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• étendre | → zalven | ↔ anoint — to smear or rub over with oil or an unctuous substance |
• étendre | → verspreiden; verbreiden | ↔ spread — (transitive) to disseminate, make known or present |
• étendre | → verspreiden; uitbreiden; verbreden; vergroten; verwijden | ↔ spread — (intransitive) to take up a larger area, expand |
• étendre | → strekken | ↔ stretch — lengthen by pulling |
Computer vertaling door derden: