Influence: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

influence:
- invloed; macht; beïnvloeding; inwerking
influencer:
- beïnvloeden; treffen; raken; invloed hebben
Wiktionary:
- influence → invloed, influentie
- influencer → beïnvloeden
- influencer → invloed hebben op, beroeren, beïnvloeden

Frans

Uitgebreide vertaling voor influence (Frans) in het Nederlands

influence:

influence [la ~] zelfstandig naamwoord

l'influence (puissance; effet; impact; conséquence; implication; force)
de invloed; de macht
- invloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- macht [de ~] zelfstandig naamwoord
l'influence (effet; impact)
de beïnvloeding
- beïnvloeding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'influence (action)
de inwerking
- inwerking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor influence:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beïnvloeding	effet; impact; influence
invloed	conséquence; effet; force; impact; implication; influence; puissance
inwerking	action; influence
macht	conséquence; effet; force; impact; implication; influence; puissance	autorité; capacité; domination; force; pouvoir; pouvoirs; puissance

Synoniemen voor "influence":

ascendant; montant; ascensionnel; progressant; augmentant; aïeul; ancêtre; emprise; auspice; égide; patronage; tutelle; direction; férule; protection; faveur; charisme; don; force; compénétration; pénétration; crédit; confiance; réputation; importance; prêt; caution; aval; administration; chemin; gouvernail; pilotage; tendance; gestion; empire; autorité; domination; prestige; maîtrise; contrôle; pouvoir; augmente; aigrit; aggrave; avive; corse; envenime; dépendance; empiétement; mainmise; portée; gravité; étendue; rôle; effet; efficacité; conséquence; poids; intérêt; valeur; impression; émotion; trouble; étonnement; saisissement; empreinte; marque; trace; sensation; perception; sentiment; opinion; attraction; attirance; aide; appui; manipulation; prépondérance; pression; puissance; maniement; osmose; synergie; interpénétration; rayonnement; propagation

Wiktionary: influence

influence

noun

Action qui affecte qqun ou cchose
- influence → invloed
Autorité, ascendant
- influence → invloed

influence

noun

de eigenschap dat een elektrisch geladen lichaam...
- influentie → influence
inwerking van een persoon, zaak of omstandigheid op een andere
- invloed → influence
het vermogen om op anderen in te werken
- invloed → influence

influencer:

influencer werkwoord (influence, influences, influençons, influencez, influencent, influençais, influençait, influencions, influenciez, influençaient, influençai, influenças, influença, influençâmes, influençâtes, influencèrent, influencerai, influenceras, influencera, influencerons, influencerez, influenceront)

influencer (toucher; faire une saut à; se rapporter à; concerner)
beïnvloeden; treffen; raken
- beïnvloeden werkwoord (beïnvloed, beïnvloedt, beïnvloedde, beïnvloedden, beïnvloed)
- treffen werkwoord (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
- raken werkwoord (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
influencer (agir sur)
beïnvloeden
- beïnvloeden werkwoord (beïnvloed, beïnvloedt, beïnvloedde, beïnvloedden, beïnvloed)
influencer (avoir de l'influence sur)
invloed hebben
- invloed hebben werkwoord (heb invloed, hebt invloed, heeft invloed, had invloed, hadden invloed, invloed gehad)

Conjugations for influencer:

Présent

influence
influences
influence
influençons
influencez
influencent

imparfait

influençais
influençais
influençait
influencions
influenciez
influençaient

passé simple

influençai
influenças
influença
influençâmes
influençâtes
influencèrent

futur simple

influencerai
influenceras
influencera
influencerons
influencerez
influenceront

subjonctif présent

que j'influence
que tu influences
qu'il influence
que nous influencions
que vous influenciez
qu'ils influencent

conditionnel présent

influencerais
influencerais
influencerait
influencerions
influenceriez
influenceraient

passé composé

ai influencé
as influencé
a influencé
avons influencé
avez influencé
ont influencé

divers

influence!
influencez!
influençons!
influencé
influençant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor influencer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
raken		fait d'affecter; fait de toucher à
treffen		fait d'affecter; fait de toucher à; rencontre
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beïnvloeden	agir sur; concerner; faire une saut à; influencer; se rapporter à; toucher
invloed hebben	avoir de l'influence sur; influencer
raken	concerner; faire une saut à; influencer; se rapporter à; toucher	aborder; aboutir à; arriver à; atteindre; atterrir; battre; concerner; regarder; remuer; s'agir de; se retrouver; tomber dans; toucher; émouvoir
treffen	concerner; faire une saut à; influencer; se rapporter à; toucher	aborder; aboutir à; arriver à; atteindre; atterrir; battre; concerner; croiser; découvrir; joindre; remuer; rencontrer; réunir; se rencontrer; se retrouver; se réunir; se voir; tomber dans; tomber sur; toucher; trouver; émouvoir

Synoniemen voor "influencer":

compénétrer; pénétrer; déteindre; décolorer; endoctriner; catéchiser; circonvenir; persuader; inspirer; conseiller; fanatiser; prêcher; sermonner; haranguer; influer; agir; charmer; dominer; suggestionner; peser

Wiktionary: influencer

influencer

verb

iemand of iets proberen te veranderen, invloed nemen op
- beïnvloeden → influencer; influer

Cross Translation:

From	To	Via
• influencer	→ invloed hebben op; beroeren	↔ impinge — To interfere with.
• influencer	→ beïnvloeden	↔ influence — transitive: to exert an influence upon

influencée:

Synoniemen voor "influencée":

pesée; pesage; poids; poussée; soupesée; appuyée

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van influence