Conférer: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

conférer:
- in bespreking zijn; vergaderen; overwegen; overleggen; beraadslagen; vergelijken; compareren; tegenover elkaar stellen; bij elkaar houden; confereren; een conferentie houden

Frans

Uitgebreide vertaling voor conférer (Frans) in het Nederlands

conférer (tenir une réunion; débattre; délibérer)
in bespreking zijn; vergaderen
- in bespreking zijn werkwoord
- vergaderen werkwoord (vergader, vergadert, vergaderde, vergaderden, vergaderd)
conférer (délibérer; réfléchir; considérer; débattre)
overwegen; beraadslagen
- overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
- beraadslagen werkwoord (beraadslaag, beraadslaagt, beraadslaagde, beraadslaagden, beraadslaagd)
overleggen
– het praten erover ¹
- overleggen werkwoord (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)
conférer (comparer; comparer entre eux; confronter)
vergelijken; compareren; tegenover elkaar stellen; bij elkaar houden
- vergelijken werkwoord (vergelijk, vergelijkt, vergeleek, vergeleken, vergeleken)
- compareren werkwoord
- tegenover elkaar stellen werkwoord
- bij elkaar houden werkwoord (houd bij elkaar, houdt bij elkaar, hield bij elkaar, hielden bij elkaar, bij elkaar gehouden)
conférer (tenir une conférence; tenir un congrès)
confereren; een conferentie houden
- confereren werkwoord (confereer, confereert, confereerde, confereerden, geconfereerd)
- een conferentie houden werkwoord (houd een conferentie, houdt een conferentie, hield een conferentie, hielden een conferentie, een conferentie gehouden)

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
overwegen		considération
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beraadslagen	conférer; considérer; débattre; délibérer; réfléchir
bij elkaar houden	comparer; comparer entre eux; confronter; conférer	garder ensemble; tenir ensemble
compareren	comparer; comparer entre eux; confronter; conférer
confereren	conférer; tenir un congrès; tenir une conférence
een conferentie houden	conférer; tenir un congrès; tenir une conférence
in bespreking zijn	conférer; débattre; délibérer; tenir une réunion
overleggen	conférer; considérer; débattre; délibérer; réfléchir
overwegen	conférer; considérer; débattre; délibérer; réfléchir	apprécier; conjecturer; considérer; contempler; deviner; délibérer; déterminer; envisager; estimer; examiner; faire une expertise; fixer; méditer; peser; prévaloir; repeser; réfléchir; taxer; évaluer
tegenover elkaar stellen	comparer; comparer entre eux; confronter; conférer	confronter; opposer
vergaderen	conférer; débattre; délibérer; tenir une réunion
vergelijken	comparer; comparer entre eux; confronter; conférer	comparer