Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
arranger:
- regelen; arrangeren; iets op touw zetten; afspreken; bedisselen; schikken; installeren; inrichten; herstellen; in orde brengen; in orde maken; sorteren; rangeren; schiften; uitzoeken; ordenen; goedmaken; bijleggen; ruzie afsluiten; indelen; groeperen; systematiseren; coördineren; orkestreren; instrumenteren; voor elkaar krijgen; klaarspelen; fiksen; flikken; rangschikken; rangordenen; fatsoeneren; opknappen; renoveren; in goede staat brengen; opkalefateren; opvijzelen; oplappen; vereffenen; effenen; egaliseren; vlijen
-
Wiktionary:
- arranger → aanrichten, arrangeren, ordenen, regelen, beredderen, bijleggen, opknappen
- arranger → regelen
Frans
Uitgebreide vertaling voor arranger (Frans) in het Nederlands
arranger:
arranger werkwoord (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, arrangent, arrangeais, arrangeait, arrangions, arrangiez, arrangeaient, arrangeai, arrangeas, arrangea, arrangeâmes, arrangeâtes, arrangèrent, arrangerai, arrangeras, arrangera, arrangerons, arrangerez, arrangeront)
-
arranger (aménager; organiser; lancer; ériger; commencer; créer; construire; édifier; fonder; dresser)
-
arranger (convenir; organiser)
-
arranger
-
arranger (installer)
-
arranger (remettre en ordre; rétablir; ajuster)
herstellen; in orde brengen; in orde maken-
in orde brengen werkwoord (breng in orde, brengt in orde, bracht in orde, brachten in orde, in orde gebarcht)
-
in orde maken werkwoord (maak in orde, maakt in orde, maakte in orde, maakten in orde, in orde gemaakt)
-
arranger (trier; classer; sélectionner; repartir; séparer; passer les vitesses; enchaîner; coupler)
-
arranger (réconcilier; régler; concilier)
-
arranger (classer; grouper; ficher; classifier; catégoriser; repartir; systématiser)
ordenen; indelen; groeperen; arrangeren; systematiseren-
systematiseren werkwoord (systematiseer, systematiseert, systematiseerde, systematiseerden, gesystematiseerd)
-
arranger (coordonner; organiser)
-
arranger (orchestrer)
arrangeren; orkestreren; instrumenteren-
instrumenteren werkwoord (instrumenteer, instrumenteert, instrumenteerde, instrumenteerden, geïnstrumenteerd)
-
arranger (réussir; savoir s'y prendre)
-
arranger (classer; ranger; sérier; agencer; classifier)
-
arranger (rajuster; façonner; corriger)
-
arranger (remettre en bon état; restaurer; rénover; régénérer; revitaliser; renouveler; rafraîchir; retaper; enjoliver; rajuster; remettre à neuf)
-
arranger (réconforter; relever; remonter; rehausser; se remettre; réparer; se rafraîchir; soulever)
opknappen; opkalefateren; opvijzelen; oplappen-
opkalefateren werkwoord (kalefater op, kalefatert op, kalefaterde op, kalefaterden op, opgekalefaterd)
-
arranger (régler; acquitter; solder; liquider)
-
arranger (coucher délicatement; ranger; se blottir contre; s'étendre; s'allonger; mettre en ordre; poser en douceur)
Conjugations for arranger:
Présent
- arrange
- arranges
- arrange
- arrangeons
- arrangez
- arrangent
imparfait
- arrangeais
- arrangeais
- arrangeait
- arrangions
- arrangiez
- arrangeaient
passé simple
- arrangeai
- arrangeas
- arrangea
- arrangeâmes
- arrangeâtes
- arrangèrent
futur simple
- arrangerai
- arrangeras
- arrangera
- arrangerons
- arrangerez
- arrangeront
subjonctif présent
- que j'arrange
- que tu arranges
- qu'il arrange
- que nous arrangions
- que vous arrangiez
- qu'ils arrangent
conditionnel présent
- arrangerais
- arrangerais
- arrangerait
- arrangerions
- arrangeriez
- arrangeraient
passé composé
- ai arrangé
- as arrangé
- a arrangé
- avons arrangé
- avez arrangé
- ont arrangé
divers
- arrange!
- arrangez!
- arrangeons!
- arrangé
- arrangeant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor arranger:
Synoniemen voor "arranger":
Wiktionary: arranger
arranger
Cross Translation:
verb
arranger
-
arranger (transitive) (fr)
- arranger → aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen
verb
-
(overgankelijk) in een bepaalde orde rangschikken, ordenen
-
in staat zijn zelfstandig dagelijkse dingen te doen
-
meningsverschil of ruzie oplossen.
-
verbeteringen aanbrengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• arranger | → regelen | ↔ arrange — to set up, organise |