Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. répudier:
  2. répudié:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor répudié (Frans) in het Nederlands

répudier:

répudier werkwoord (répudie, répudies, répudions, répudiez, )

  1. répudier (renoncer à; abandonner)
    afzien; afstand doen
    • afzien werkwoord (zie af, ziet af, zag af, zagen af, afgezien)
    • afstand doen werkwoord (doe afstand, doet afstand, deed afstand, deden afstand, afstand gedaan)
  2. répudier (renoncer à; abjurer)
    afzweren
    • afzweren werkwoord (zweer af, zweert af, zwoer af, zwoeren af, afgezworen)
  3. répudier (renier; désavouer; trahir)
    verloochenen; verzaken; loochenen; logenstraffen
    • verloochenen werkwoord (verloochen, verloochent, verloochende, verloochenden, verloochend)
    • verzaken werkwoord (verzaak, verzaakt, verzaakte, verzaakten, verzaakt)
    • loochenen werkwoord (loochen, loochent, loochende, loochenden, geloochend)
    • logenstraffen werkwoord (logenstraf, logenstraft, logenstrafte, logenstraften, gelogenstraft)
  4. répudier (repousser; rejeter; nier; )
    verstoten
    • verstoten werkwoord (verstoot, verstootte, verstootten, verstoten)

Conjugations for répudier:

Présent
  1. répudie
  2. répudies
  3. répudie
  4. répudions
  5. répudiez
  6. répudient
imparfait
  1. répudiais
  2. répudiais
  3. répudiait
  4. répudiions
  5. répudiiez
  6. répudiaient
passé simple
  1. répudiai
  2. répudias
  3. répudia
  4. répudiâmes
  5. répudiâtes
  6. répudièrent
futur simple
  1. répudierai
  2. répudieras
  3. répudiera
  4. répudierons
  5. répudierez
  6. répudieront
subjonctif présent
  1. que je répudie
  2. que tu répudies
  3. qu'il répudie
  4. que nous répudiions
  5. que vous répudiiez
  6. qu'ils répudient
conditionnel présent
  1. répudierais
  2. répudierais
  3. répudierait
  4. répudierions
  5. répudieriez
  6. répudieraient
passé composé
  1. ai répudié
  2. as répudié
  3. a répudié
  4. avons répudié
  5. avez répudié
  6. ont répudié
divers
  1. répudie!
  2. répudiez!
  3. répudions!
  4. répudié
  5. répudiant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor répudier:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afstand doen abandonner; renoncer à; répudier
afzien abandonner; renoncer à; répudier
afzweren abjurer; renoncer à; répudier
logenstraffen désavouer; renier; répudier; trahir
loochenen désavouer; renier; répudier; trahir nier; renier
verloochenen désavouer; renier; répudier; trahir
verstoten déshériter; nier; rejeter; renier; renoncer à; repousser; répudier
verzaken désavouer; renier; répudier; trahir manquer; négliger; omettre; renier
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verstoten rejeté; repoussé; répudié

Synoniemen voor "répudier":


Wiktionary: répudier

répudier
verb
  1. verstoten

répudié:

répudié bijvoeglijk naamwoord

  1. répudié (rejeté; repoussé)
    verstoten; verworpen; uitgestoten

Vertaal Matrix voor répudié:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verstoten déshériter; nier; rejeter; renier; renoncer à; repousser; répudier
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitgestoten rejeté; repoussé; répudié émis
verworpen rejeté; repoussé; répudié
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verstoten rejeté; repoussé; répudié

Wiktionary: répudié


Cross Translation:
FromToVia
répudié verworpen; veroordeeld reprobate — rejected

Computer vertaling door derden: