Essor: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

essor:
- ontwikkeling; ontplooiing; bloei; wasdom; groei; hausse; hoogconjunctuur; bloeiperiode; gouden eeuw; bloeiseizoen; bloeitijd
Wiktionary:
- essor → vlucht, het opvliegen, de bloei (fig.)

Frans

Uitgebreide vertaling voor essor (Frans) in het Nederlands

essor:

essor [le ~] zelfstandig naamwoord

l'essor (accroissement; développement; croissance; progression; boom; poussé; hausse)
de ontwikkeling; de ontplooiing; de bloei; de wasdom; de groei
- ontwikkeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- ontplooiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bloei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- wasdom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- groei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'essor (hausse; haute conjoncture; développement; croissance; boom)
de hausse; de hoogconjunctuur; de bloei
- hausse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- hoogconjunctuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bloei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'essor (siècle d'or; époque de gloire; période de gloire; heure de gloire; fleur)
de bloeiperiode; gouden eeuw; het bloeiseizoen; de bloeitijd
- bloeiperiode [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gouden eeuw [znw.] zelfstandig naamwoord
- bloeiseizoen [het ~] zelfstandig naamwoord
- bloeitijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor essor:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bloei	accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; haute conjoncture; poussé; progression	floraison; épanouissement
bloeiperiode	essor; fleur; heure de gloire; période de gloire; siècle d'or; époque de gloire	floraison; épanouissement
bloeiseizoen	essor; fleur; heure de gloire; période de gloire; siècle d'or; époque de gloire
bloeitijd	essor; fleur; heure de gloire; période de gloire; siècle d'or; époque de gloire	Age d'or; Siècle d'or; heure de gloire; période de gloire; âge d'or; époque de gloire
gouden eeuw	essor; fleur; heure de gloire; période de gloire; siècle d'or; époque de gloire
groei	accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; poussé; progression	accroissement; agrandissement; augmentation; croissance; déploiement; développement; expansion; extension; grossissement; hausse; haussement; montée; processus de croissance; progrès; rehaussement; suppléance; épaississement
hausse	boom; croissance; développement; essor; hausse; haute conjoncture
hoogconjunctuur	boom; croissance; développement; essor; hausse; haute conjoncture
ontplooiing	accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; poussé; progression	cultivation; développement; enseignement; formation; instruction; éducation
ontwikkeling	accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; poussé; progression	cultivation; développement; enseignement; formation; instruction; éducation
wasdom	accroissement; boom; croissance; développement; essor; hausse; poussé; progression

Synoniemen voor "essor":

développement; amplification; dissertation; croissance; épanouissement; expansion; exposé; transformation; aggravation; progrès; envol; décollage; départ; élan; vol; larcin

Wiktionary: essor

essor

noun

action de l’oiseau qui s’élance pour prendre son vol.
- essor → vlucht; het opvliegen; de bloei (fig.)

essoré:

Synoniemen voor "essoré":

centrifugé; séché

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: essor

Uitgebreide vertaling voor essor (Frans) in het Nederlands

essor:

essor [le ~] zelfstandig naamwoord

l'essor (accroissement; développement; croissance; progression; boom; poussé; hausse)

l'essor (hausse; haute conjoncture; développement; croissance; boom)

l'essor (siècle d'or; époque de gloire; période de gloire; heure de gloire; fleur)

Vertaal Matrix voor essor:

Synoniemen voor "essor":

Wiktionary: essor

essoré:

Synoniemen voor "essoré":