Consumer: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

consumer:
- consumeren; verbruiken; gebruiken; drugs consumeren; opmaken; doorjagen; opkrijgen; opgebruiken
Wiktionary:
- consumer → consumeren, slopen, verbruiken, verorberen, verteren
- consumer → verteren, consumeren, verbruik, consumptie

Frans

Uitgebreide vertaling voor consumer (Frans) in het Nederlands

consumer:

consumer werkwoord (consume, consumes, consumons, consumez, consument, consumais, consumait, consumions, consumiez, consumaient, consumai, consumas, consuma, consumâmes, consumâtes, consumèrent, consumerai, consumeras, consumera, consumerons, consumerez, consumeront)

consumer (utiliser; user)
consumeren; verbruiken; gebruiken
- consumeren werkwoord (consumeer, consumeert, consumeerde, consumeerden, geconsumeerd)
- verbruiken werkwoord (verbruik, verbruikt, verbruikte, verbruikten, verbruikt)
- gebruiken werkwoord (gebruik, gebruikt, gebruikte, gebruikten, gebruikt)
consumer (consumer de drogue)
gebruiken; drugs consumeren
- gebruiken werkwoord (gebruik, gebruikt, gebruikte, gebruikten, gebruikt)
- drugs consumeren werkwoord
consumer (consommer; utiliser; digérer; dépenser; user; se consumer; se corroder)
verbruiken; opmaken; doorjagen
- verbruiken werkwoord (verbruik, verbruikt, verbruikte, verbruikten, verbruikt)
- opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
- doorjagen werkwoord
consumer (finir; épuiser; user; manger; brûler; vider; flamber)
opmaken; opkrijgen; opgebruiken
- opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
- opkrijgen werkwoord (krijg op, krijgt op, kreeg op, kregen op, opgekregen)
- opgebruiken werkwoord (gebruik op, gebruikt op, gebruikte op, gebruikten op, opgebruikt)

Conjugations for consumer:

Présent

consume
consumes
consume
consumons
consumez
consument

imparfait

consumais
consumais
consumait
consumions
consumiez
consumaient

passé simple

consumai
consumas
consuma
consumâmes
consumâtes
consumèrent

futur simple

consumerai
consumeras
consumera
consumerons
consumerez
consumeront

subjonctif présent

que je consume
que tu consumes
qu'il consume
que nous consumions
que vous consumiez
qu'ils consument

conditionnel présent

consumerais
consumerais
consumerait
consumerions
consumeriez
consumeraient

passé composé

ai consumé
as consumé
a consumé
avons consumé
avez consumé
ont consumé

divers

consume!
consumez!
consumons!
consumé
consumant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor consumer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gebruiken		coutumes; habitudes; moeurs
opmaken		edition; mise en page; rédaction
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
consumeren	consumer; user; utiliser	bouffer; bâfrer; casser la croûte; consommer; croquer; déglutir; déguster; déjeuner; dévorer; dîner; engloutir; goûter; manger; manger goulûment; savourer; souper
doorjagen	consommer; consumer; digérer; dépenser; se consumer; se corroder; user; utiliser
drugs consumeren	consumer; consumer de drogue
gebruiken	consumer; consumer de drogue; user; utiliser	appliquer; bouffer; casser la croûte; consacrer; consommer; croquer; déguster; déjeuner; déployer; dîner; employer; engager; faire usage de; manger; prendre; prendre en service; se droguer; se servir de; souper; user; user de; utiliser
opgebruiken	brûler; consumer; finir; flamber; manger; user; vider; épuiser
opkrijgen	brûler; consumer; finir; flamber; manger; user; vider; épuiser
opmaken	brûler; consommer; consumer; digérer; dépenser; finir; flamber; manger; se consumer; se corroder; user; utiliser; vider; épuiser	claquer son argent; décorer; dépenser follement; embellir; farder; garnir; garnir des plats; gaspiller; maquiller; mettre en page; orner; parer; s'apprêter pour; se maquiller; se préparer
verbruiken	consommer; consumer; digérer; dépenser; se consumer; se corroder; user; utiliser
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
verbruiken		consommer

Synoniemen voor "consumer":

brûler; calciner; carboniser; incinérer; griller; incendier; embraser; rôtir; torréfier; roussir; cautériser; allumer; cuire; détruire; dévorer; ronger; user; anéantir; ruiner; dissiper; cramer; manger; annihiler; engloutir; engouffrer; lire; dévisager; dilapider; tourmenter; convoiter; ravager

Wiktionary: consumer

consumer

verb

user, épuiser une chose ou un être jusqu’à les réduire à rien, jusqu’à les détruire.
- consumer → consumeren; slopen; verbruiken; verorberen; verteren

Cross Translation:

From	To	Via
• consumer	→ verteren; consumeren	↔ consume — to destroy completely
• consumer	→ verbruik; consumptie	↔ consumption — the act of consuming something

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van consumer

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: consumer

Uitgebreide vertaling voor consumer (Frans) in het Nederlands

consumer:

consumer werkwoord (consume, consumes, consumons, consumez, consument, consumais, consumait, consumions, consumiez, consumaient, consumai, consumas, consuma, consumâmes, consumâtes, consumèrent, consumerai, consumeras, consumera, consumerons, consumerez, consumeront)

consumer (utiliser; user)

consumer (consumer de drogue)

consumer (consommer; utiliser; digérer; dépenser; user; se consumer; se corroder)

consumer (finir; épuiser; user; manger; brûler; vider; flamber)

Conjugations for consumer:

Présent

imparfait

passé simple

futur simple

subjonctif présent

conditionnel présent

passé composé

divers

Vertaal Matrix voor consumer:

Synoniemen voor "consumer":

Wiktionary: consumer

Verwante vertalingen van consumer