Frans

Uitgebreide vertaling voor se rappeler (Frans) in het Nederlands

rappeler:

rappeler werkwoord (rappelle, rappelles, rappelons, rappelez, )

  1. rappeler (se faire rappeler de; se souvenir)
    herinneren; doen denken aan
  2. rappeler
    terugbellen
    • terugbellen werkwoord (bel terug, belt terug, belde terug, belden terug, teruggebeld)
  3. rappeler
    herinneren; in herinnering brengen; memoreren
    • herinneren werkwoord (herinner, herinnert, herinnerde, herinnerden, herinnerd)
    • in herinnering brengen werkwoord (breng in herinnering, brengt in herinnering, bracht in herinnering, brachten in herinnering, in herinnering gebracht)
    • memoreren werkwoord (memoreer, memoreert, memoreerde, memoreerden, gememoreerd)
  4. rappeler
  5. rappeler (ne pas oublier; se rappeler; se souvenir; exhorter à; sommer de)
    herinneren; onthouden; niet vergeten
    • herinneren werkwoord (herinner, herinnert, herinnerde, herinnerden, herinnerd)
    • onthouden werkwoord (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • niet vergeten werkwoord
  6. rappeler (se souvenir; se rappeler; commémorer)
    terugdenken
    • terugdenken werkwoord (denk terug, denkt terug, dacht terug, dachten terug, dacht terug)
  7. rappeler (révoquer; rétracter)
    herroepen; terugkomen op; intrekken; terugnemen
    • herroepen werkwoord (herroep, herroept, herriep, herroepen)
    • terugkomen op werkwoord
    • intrekken werkwoord (trek in, trekt in, trok in, trokken in, ingetrokken)
    • terugnemen werkwoord (neem terug, neemt terug, nam terug, namen terug, teruggenomen)
  8. rappeler (révoquer; rétracter; reprendre; )
    herroepen; terugroepen
    • herroepen werkwoord (herroep, herroept, herriep, herroepen)
    • terugroepen werkwoord (roep terug, roept terug, riep terug, riepen terug, teruggeroepen)

Conjugations for rappeler:

Présent
  1. rappelle
  2. rappelles
  3. rappelle
  4. rappelons
  5. rappelez
  6. rappellent
imparfait
  1. rappelais
  2. rappelais
  3. rappelait
  4. rappelions
  5. rappeliez
  6. rappelaient
passé simple
  1. rappelai
  2. rappelas
  3. rappela
  4. rappelâmes
  5. rappelâtes
  6. rappelèrent
futur simple
  1. rappellerai
  2. rappelleras
  3. rappellera
  4. rappellerons
  5. rappellerez
  6. rappelleront
subjonctif présent
  1. que je rappelle
  2. que tu rappelles
  3. qu'il rappelle
  4. que nous rappelions
  5. que vous rappeliez
  6. qu'ils rappellent
conditionnel présent
  1. rappellerais
  2. rappellerais
  3. rappellerait
  4. rappellerions
  5. rappelleriez
  6. rappelleraient
passé composé
  1. ai rappelé
  2. as rappelé
  3. a rappelé
  4. avons rappelé
  5. avez rappelé
  6. ont rappelé
divers
  1. rappelle!
  2. rappelez!
  3. rappelons!
  4. rappelé
  5. rappelant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor rappeler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
herroepen abrogation; action de révoquer; dédit; révocation
intrekken abrogation; action de révoquer; dédit; révocation
onthouden abstention; abstinence; carême; jeûne; renonciation
terugnemen abrogation; action de révoquer; dédit; révocation
terugroepen rappel; révocation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doen denken aan rappeler; se faire rappeler de; se souvenir
herinneren exhorter à; ne pas oublier; rappeler; se faire rappeler de; se rappeler; se souvenir; sommer de
herroepen abroger; désavouer; faire revenir; rappeler; reprendre; retirer; rétracter; révoquer reprendre; retirer; rétracter; révoquer
in herinnering brengen rappeler
intrekken rappeler; rétracter; révoquer abandonner; annuler; décommander; reprendre; retirer; résilier; rétracter; révoquer; supprimer; suspendre
memoreren rappeler
niet vergeten exhorter à; ne pas oublier; rappeler; se rappeler; se souvenir; sommer de
onthouden exhorter à; ne pas oublier; rappeler; se rappeler; se souvenir; sommer de apprendre par coeur; enregister; mémoriser; refuser; rejeter; repousser; retenir; s'abstenir; s'abstenir de; se rappeler; se souvenir de
opnieuw kiezen rappeler rappel
terugbellen rappeler
terugdenken commémorer; rappeler; se rappeler; se souvenir
terugkomen op rappeler; rétracter; révoquer reprendre; retirer; rétracter; révoquer
terugnemen rappeler; rétracter; révoquer
terugroepen abroger; désavouer; faire revenir; rappeler; reprendre; retirer; rétracter; révoquer penser à; remémorer; se rappeler; se souvenir de

Synoniemen voor "rappeler":


Wiktionary: rappeler

rappeler
verb
  1. opnieuw in gedachte brengen

Cross Translation:
FromToVia
rappeler aanmanen einmahnen — an eine Verpflichtung oder Schuld erinnern
rappeler herinneren erinnern — (reflexiv) mit Präpositionalobjekt: im Gedächtnis behalten haben
rappeler herinneren erinnern — (transitiv) jemanden etwas nicht vergessen lassen
rappeler herinneren erinnern — (reflexiv) mit Genitivobjekt: Erinnerung wachrufen
rappeler herinneren erinnern — (transitiv) durch Ähnlichkeit ins Gedächtnis rufen
rappeler herinneren recall — to remember, recollect
rappeler zich herinneren recollect — to recall past events
rappeler herinneren remind — Cause one to experience a memory; bring to a person's notice

se rappeler:

se rappeler werkwoord

  1. se rappeler (ne pas oublier; se souvenir; rappeler; exhorter à; sommer de)
    herinneren; onthouden; niet vergeten
    • herinneren werkwoord (herinner, herinnert, herinnerde, herinnerden, herinnerd)
    • onthouden werkwoord (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • niet vergeten werkwoord
  2. se rappeler (apprendre par coeur; se souvenir de)
    onthouden; memoriseren
  3. se rappeler (se souvenir de; penser à)
    bedenken; te binnen schieten; te binnen vallen
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • te binnen schieten werkwoord (schiet te binnen, schoot te binnen, schoten te binnen, te binnen geschoten)
    • te binnen vallen werkwoord (val te binnen, valt te binnen, viel te binnen, vielen te binnen, te binnen gevallen)
  4. se rappeler (se souvenir; commémorer; rappeler)
    terugdenken
    • terugdenken werkwoord (denk terug, denkt terug, dacht terug, dachten terug, dacht terug)
  5. se rappeler (se souvenir de; penser à; remémorer)
    terughalen; terugroepen
    • terughalen werkwoord (haal terug, haalt terug, haalde terug, haalden terug, teruggehaald)
    • terugroepen werkwoord (roep terug, roept terug, riep terug, riepen terug, teruggeroepen)

Vertaal Matrix voor se rappeler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onthouden abstention; abstinence; carême; jeûne; renonciation
terugroepen rappel; révocation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedenken penser à; se rappeler; se souvenir de concevoir un plan; considérer; fabuler; imaginer; méditer; planifier; projeter; préparer; réfléchir; songer; tramer; être pensif
herinneren exhorter à; ne pas oublier; rappeler; se rappeler; se souvenir; sommer de rappeler; se faire rappeler de; se souvenir
memoriseren apprendre par coeur; se rappeler; se souvenir de
niet vergeten exhorter à; ne pas oublier; rappeler; se rappeler; se souvenir; sommer de
onthouden apprendre par coeur; exhorter à; ne pas oublier; rappeler; se rappeler; se souvenir; se souvenir de; sommer de enregister; mémoriser; refuser; rejeter; repousser; retenir; s'abstenir; s'abstenir de
te binnen schieten penser à; se rappeler; se souvenir de
te binnen vallen penser à; se rappeler; se souvenir de
terugdenken commémorer; rappeler; se rappeler; se souvenir
terughalen penser à; remémorer; se rappeler; se souvenir de
terugroepen penser à; remémorer; se rappeler; se souvenir de abroger; désavouer; faire revenir; rappeler; reprendre; retirer; rétracter; révoquer

Wiktionary: se rappeler

se rappeler
verb
  1. uit het geheugen opdiepen
  2. in het geheugen bewaren

Cross Translation:
FromToVia
se rappeler zich herinneren; herinneren; gedenken remember — to recall from one's memory

Verwante vertalingen van se rappeler