Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: poursuivant

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: poursuivant

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. poursuivant:
  2. poursuivre:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor poursuivant (Frans) in het Nederlands

poursuivant:

poursuivant [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le poursuivant (requérant; demandeur; accusateur)
    requirant; de klager; eisende partij; de beschuldiger; de eiser

Vertaal Matrix voor poursuivant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschuldiger accusateur; demandeur; poursuivant; requérant
eisende partij accusateur; demandeur; poursuivant; requérant
eiser accusateur; demandeur; poursuivant; requérant partie civile; plaignant; revendicateur; réclamant
klager accusateur; demandeur; poursuivant; requérant demandeur; plaignant
requirant accusateur; demandeur; poursuivant; requérant

Synoniemen voor "poursuivant":

  • assiégeant; encerclant; suivant; traquant; talonnant; recherchant; pourchassant; poursuiveur; traqueur

Wiktionary: poursuivant

Cross Translation:
FromToVia
• poursuivant → jager ↔ chaser — a person or thing (ship, plane, car, etc.) who chases

poursuivre:

poursuivre werkwoord (poursuis, poursuit, poursuivons, poursuivez, )

  1. poursuivre (suivre à pied; suivre; traquer; )
    volgen; achternagaan; nalopen; achternalopen
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • achternagaan werkwoord (ga achterna, gaat achterna, ging achterna, gingen achterna, achternagegaan)
    • nalopen werkwoord (loop na, loopt na, liep na, liepen na, nagelopen)
    • achternalopen werkwoord (loop achterna, loopt achterna, liep achterna, liepen achterna, achternagelopen)
  2. poursuivre (continuer; persister; avancer; )
    verdergaan; voortgaan; doorlopen; verder lopen; avanceren
    • verdergaan werkwoord (ga verder, gaat verder, ging verder, gingen verder, verder gegaan)
    • voortgaan werkwoord (ga voort, gaat voort, ging voort, gingen voort, voortgegaan)
    • doorlopen werkwoord (loop door, loopt door, liep door, liepen door, doorgelopen)
    • verder lopen werkwoord (loop verder, loopt verder, liep verder, liepen verder, verder gelopen)
    • avanceren werkwoord (avanceer, avanceert, avanceerde, avanceerden, geavanceerd)
  3. poursuivre (continuer; prolonger)
    continueren; doorgaan; voortzetten; verdergaan; vervolgen; prolongeren
    • continueren werkwoord (continueer, continueert, continueerde, continueerden, gecontinueerd)
    • doorgaan werkwoord (ga door, gaat door, ging door, gingen door, doorgegaan)
    • voortzetten werkwoord (zet voort, zette voort, zetten voort, voortgezet)
    • verdergaan werkwoord (ga verder, gaat verder, ging verder, gingen verder, verder gegaan)
    • vervolgen werkwoord (vervolg, vervolgt, vervolgde, vervolgden, vervolgd)
    • prolongeren werkwoord (prolongeer, prolongeert, prolongeerde, prolongeerden, geprolongeerd)
  4. poursuivre (juger; condamner)
    berechten; vervolgen
    • berechten werkwoord (berecht, berechtte, berechtten, berecht)
    • vervolgen werkwoord (vervolg, vervolgt, vervolgde, vervolgden, vervolgd)
  5. poursuivre (continuer sa route)
    doorrijden
    • doorrijden werkwoord (rijd door, rijdt door, reed door, reden door, doorgereden)
  6. poursuivre (avoir en vue; viser; aspirer; se proposer; ambitionner)
    bedoelen; beogen; ten doel hebben
    • bedoelen werkwoord (bedoel, bedoelt, bedoelde, bedoelden, bedoeld)
    • beogen werkwoord (beoog, beoogt, beoogde, beoogden, beoogd)
    • ten doel hebben werkwoord
  7. poursuivre (continuer à travailler)
    doorwerken
    • doorwerken werkwoord (werk door, werkt door, werkte door, werkten door, doorgewerkt)
  8. poursuivre (exercer en guise d'activité secondaire; continuer)
    verder doen; daarnaast doen
  9. poursuivre (briguer; rechercher; courir)
    azen; prooizoeken
  10. poursuivre (succéder; suivre; succéder à; marcher sur les traces de)
    navolgen; komen na
    • navolgen werkwoord (volg na, volgt na, volgde na, volgden na, nagevolgd)
    • komen na werkwoord (kom na, komt na, kwam na, kwamen na, gekomen na)
  11. poursuivre (avancer; continuer; laisser continuer; faire durer)
    verdergaan; een stapje verder gaan

Conjugations for poursuivre:

Présent
  1. poursuis
  2. poursuis
  3. poursuit
  4. poursuivons
  5. poursuivez
  6. poursuivent
imparfait
  1. poursuivais
  2. poursuivais
  3. poursuivait
  4. poursuivions
  5. poursuiviez
  6. poursuivaient
passé simple
  1. poursuivis
  2. poursuivis
  3. poursuivit
  4. poursuivîmes
  5. poursuivîtes
  6. poursuivirent
futur simple
  1. poursuivrai
  2. poursuivras
  3. poursuivra
  4. poursuivrons
  5. poursuivrez
  6. poursuivront
subjonctif présent
  1. que je poursuive
  2. que tu poursuives
  3. qu'il poursuive
  4. que nous poursuivions
  5. que vous poursuiviez
  6. qu'ils poursuivent
conditionnel présent
  1. poursuivrais
  2. poursuivrais
  3. poursuivrait
  4. poursuivrions
  5. poursuivriez
  6. poursuivraient
passé composé
  1. ai poursuivi
  2. as poursuivi
  3. a poursuivi
  4. avons poursuivi
  5. avez poursuivi
  6. ont poursuivi
divers
  1. poursuis!
  2. poursuivez!
  3. poursuivons!
  5. poursuivi
  6. poursuivant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor poursuivre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
azen ambition; aspiration; but; ce que l'on vise; intention
beogen ambition; aspiration; but; ce que l'on vise; intention
berechten arrêts; jugement
volgen poursuite
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achternagaan courir après; pourchasser; poursuivre; suivre; suivre à pied; surveiller; traquer; venir après
achternalopen courir après; pourchasser; poursuivre; suivre; suivre à pied; surveiller; traquer; venir après
avanceren avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger favoriser; promouvoir; promouvoir quelque chose
azen briguer; courir; poursuivre; rechercher
bedoelen ambitionner; aspirer; avoir en vue; poursuivre; se proposer; viser avoir en vue; entendre; viser à; vouloir dire
beogen ambitionner; aspirer; avoir en vue; poursuivre; se proposer; viser
berechten condamner; juger; poursuivre
continueren continuer; poursuivre; prolonger continuer; durer; persister; se continuer; se poursuivre
daarnaast doen continuer; exercer en guise d'activité secondaire; poursuivre
doorgaan continuer; poursuivre; prolonger continuer; durer; endurer; entretenir; faire durer; laisser continuer; persister; persévérer; résister; se continuer; se poursuivre; supporter; tenir jusqu'au bout; tenir le coup
doorlopen avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger
doorrijden continuer sa route; poursuivre
doorwerken continuer à travailler; poursuivre
een stapje verder gaan avancer; continuer; faire durer; laisser continuer; poursuivre
komen na marcher sur les traces de; poursuivre; succéder; succéder à; suivre
nalopen courir après; pourchasser; poursuivre; suivre; suivre à pied; surveiller; traquer; venir après
navolgen marcher sur les traces de; poursuivre; succéder; succéder à; suivre copier; imiter; pasticher; succéder; suivre; venir après
prolongeren continuer; poursuivre; prolonger prolonger
prooizoeken briguer; courir; poursuivre; rechercher
ten doel hebben ambitionner; aspirer; avoir en vue; poursuivre; se proposer; viser
verder doen continuer; exercer en guise d'activité secondaire; poursuivre
verder lopen avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger
verdergaan avancer; continuer; devoir continuer; faire durer; laisser continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; prolonger; se prolonger continuer; durer; persister; se continuer; se poursuivre
vervolgen condamner; continuer; juger; poursuivre; prolonger actionner; chercher d'obtenir; continuer; durer; essyer d'obtenir; persister; se continuer; se poursuivre; tenter d'obtenir; tâcher d'obtenir
volgen courir après; pourchasser; poursuivre; suivre; suivre à pied; surveiller; traquer; venir après accompagner; chaperonner; conduire; courir après; effectuer le suivi; escorter; mener; persécuter; pourchasser; succéder; suivre; venir après
voortgaan avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger continuer; durer; persister; se continuer; se poursuivre
voortzetten continuer; poursuivre; prolonger continuer; durer; persister; se continuer; se poursuivre

Synoniemen voor "poursuivre":


Wiktionary: poursuivre

poursuivre poursuivre
verb
  1. een doel trachten te bereiken
  2. voortzetten, doorgaan met
  3. een handeling voortzetten of de draad opnieuw opnemen
  4. niet rusten voor iemand bestraft of geweld aangedaan is
  5. (overgankelijk) iets langer laten duren
Cross Translation:
FromToVia
• poursuivre → achtervolgen; achternazitten; achternajagen ↔ chase — to pursue, to follow at speed
• poursuivre → achtervolgen ↔ haunt — to stalk
• poursuivre → achtervolgen ↔ pursue — to follow urgently
• poursuivre → vervolgen ↔ verfolgen — jemandem hinterher fahren oder gehen, eventuell um ihn einzuholen; jemandem auf den Fersen sein







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0551 seconde
Page rendered in 1.0 seconds