Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- plaque:
- plaqué:
- plaquer:
-
Wiktionary:
- plaque → naambord, plaat
- plaquer → achterlaten, verlaten, in de steek laten
Frans
Uitgebreide vertaling voor plaque (Frans) in het Nederlands
plaque:
Vertaal Matrix voor plaque:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
plaat | plaque | album; disque; disque 33-tours; empreinte; estampe; gravure; gravure sur cuivre; gravure à l'eau-forte; illustration; image; imprimé; photo; photographie; plat; tableau; trente-trois tours |
Synoniemen voor "plaque":
Wiktionary: plaque
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plaque | → naambord | ↔ nameplate — A plate or plaque inscribed with a person's name, especially one on an office door |
• plaque | → plaat | ↔ plate — a flat metallic object |
• plaque | → plaat | ↔ Platte — relativ dünner, flacher und ebener fester Gegenstand, der überall gleich dick ist |
plaqué:
Vertaal Matrix voor plaqué:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
doublé | plaqué | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
opgelegd | plaqué |
plaquer:
plaquer werkwoord (plaque, plaques, plaquons, plaquez, plaquent, plaquais, plaquait, plaquions, plaquiez, plaquaient, plaquai, plaquas, plaqua, plaquâmes, plaquâtes, plaquèrent, plaquerai, plaqueras, plaquera, plaquerons, plaquerez, plaqueront)
-
plaquer (coller ensemble; se coller; engluer)
vastplakken; aan elkaar kleven; plakken; klitten; aaneenplakken-
aan elkaar kleven werkwoord (kleef aan elkaar, kleeft aan elkaar, kleefde aan elkaar, kleefden aan elkaar, aan elkaar gekleefd)
-
plaquer (se coller; attacher; coller; adhérer; ne pas décoller; s'attacher; engluer; s'attacher à)
plakken; vastplakken; aan elkaar hangen; klitten; aaneenplakken; aan elkaar kleven; kleven-
aan elkaar hangen werkwoord
-
aan elkaar kleven werkwoord (kleef aan elkaar, kleeft aan elkaar, kleefde aan elkaar, kleefden aan elkaar, aan elkaar gekleefd)
Conjugations for plaquer:
Présent
- plaque
- plaques
- plaque
- plaquons
- plaquez
- plaquent
imparfait
- plaquais
- plaquais
- plaquait
- plaquions
- plaquiez
- plaquaient
passé simple
- plaquai
- plaquas
- plaqua
- plaquâmes
- plaquâtes
- plaquèrent
futur simple
- plaquerai
- plaqueras
- plaquera
- plaquerons
- plaquerez
- plaqueront
subjonctif présent
- que je plaque
- que tu plaques
- qu'il plaque
- que nous plaquions
- que vous plaquiez
- qu'ils plaquent
conditionnel présent
- plaquerais
- plaquerais
- plaquerait
- plaquerions
- plaqueriez
- plaqueraient
passé composé
- ai plaqué
- as plaqué
- a plaqué
- avons plaqué
- avez plaqué
- ont plaqué
divers
- plaque!
- plaquez!
- plaquons!
- plaqué
- plaquant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor plaquer:
Synoniemen voor "plaquer":
Wiktionary: plaquer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plaquer | → achterlaten; verlaten; in de steek laten | ↔ jilt — to jilt |