Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- visser:
-
Wiktionary:
- visser → vijzen, aandraaien
- visser → aanschroeven, vastschroeven, schroeven, vijzen
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- visser:
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor visser (Frans) in het Nederlands
visser:
visser werkwoord (visse, visses, vissons, vissez, vissent, vissais, vissait, vissions, vissiez, vissaient, vissai, vissas, vissa, vissâmes, vissâtes, vissèrent, visserai, visseras, vissera, visserons, visserez, visseront)
-
visser (serrer; resserrer)
-
visser
-
visser (serrer; resserrer; serrer la vis)
vastschroeven; dichtschroeven-
vastschroeven werkwoord (schroef vast, schroeft vast, schroefte vast, schroeften vast, vastgeschroefd)
-
dichtschroeven werkwoord (schroef dicht, schroeft dicht, schroefde dicht, schroefden dicht, dichtgeschroefd)
-
-
visser (fixer; serrer)
-
visser (serrer; serrer le vis)
vastschroeven; aanschroeven-
vastschroeven werkwoord (schroef vast, schroeft vast, schroefte vast, schroeften vast, vastgeschroefd)
-
Conjugations for visser:
Présent
- visse
- visses
- visse
- vissons
- vissez
- vissent
imparfait
- vissais
- vissais
- vissait
- vissions
- vissiez
- vissaient
passé simple
- vissai
- vissas
- vissa
- vissâmes
- vissâtes
- vissèrent
futur simple
- visserai
- visseras
- vissera
- visserons
- visserez
- visseront
subjonctif présent
- que je visse
- que tu visses
- qu'il visse
- que nous vissions
- que vous vissiez
- qu'ils vissent
conditionnel présent
- visserais
- visserais
- visserait
- visserions
- visseriez
- visseraient
passé composé
- ai vissé
- as vissé
- a vissé
- avons vissé
- avez vissé
- ont vissé
divers
- visse!
- vissez!
- vissons!
- vissé
- vissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor visser:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanschroeven | serrer; visser | |
dichtschroeven | serrage; vissage | |
vastschroeven | serrer; visser | serrage; vissage |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aandraaien | fixer; serrer; visser | enclencher; faire fonctionner; mettre en circuit; mettre en marche |
aanschroeven | serrer; serrer le vis; visser | |
dichtschroeven | resserrer; serrer; serrer la vis; visser | |
door draaien vastmaken | fixer; serrer; visser | |
indraaien | visser | |
inschroeven | visser | |
schroeven | resserrer; serrer; visser | |
vastschroeven | resserrer; serrer; serrer la vis; serrer le vis; visser |
Synoniemen voor "visser":
Wiktionary: visser
visser
Cross Translation:
verb
visser
-
Attacher, fixer avec des vis.
- visser → vijzen
verb
-
vaster draaien
-
het in- of uitdraaien van een schroef
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• visser | → aanschroeven; vastschroeven | ↔ anschrauben — transitiv: etwas mit einer Schraube befestigen oder zusammensetzen |
• visser | → schroeven; vijzen | ↔ schrauben — (transitiv) Schrauben oder Ähnliches hinein- oder herausdrehen |
• visser | → schroeven; vijzen | ↔ screw — to connect or assemble pieces using a screw |
Verwante vertalingen van visser
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor visser (Nederlands) in het Frans
visser:
-
de visser (sportvisser; hengelaar)
-
de visser
Vertaal Matrix voor visser:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pêcheur | visser | |
pêcheur sportif | hengelaar; sportvisser; visser |
Verwante woorden van "visser":
Wiktionary: visser
visser
Cross Translation:
noun
visser
-
iemand die beroepsmatig vist
- visser → pêcheur
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• visser | → pêcheur | ↔ Fischer — ein Arbeiter oder auch Selbstständiger, der den erwerbsmäßigen Fang von Fischen betreibt |