Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. transiger:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor transiger (Frans) in het Nederlands

transiger:

transiger werkwoord

  1. transiger (biaiser; naviguer; louvoyer)
    schipperen; laveren
    • schipperen werkwoord (schipper, schippert, schipperde, schipperden, geschipperd)
    • laveren werkwoord (laveer, laveert, laveerde, laveerden, gelaveerd)

Vertaal Matrix voor transiger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laveren louvoyement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laveren biaiser; louvoyer; naviguer; transiger aller à l'encontre de; barrer; contrecarrer; louvoyer
schipperen biaiser; louvoyer; naviguer; transiger

Synoniemen voor "transiger":


Wiktionary: transiger

transiger
verb
  1. accommoder un différend, un procès en faisant de part et d’autre des concessions sur ce qui est en litige.