Frans

Uitgebreide vertaling voor quitte (Frans) in het Nederlands

quitte:

quitte bijvoeglijk naamwoord

  1. quitte
    quitte
    • quitte bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor quitte:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quitte quitte

Synoniemen voor "quitte":


quitte vorm van quitter:

quitter werkwoord (quitte, quittes, quittons, quittez, )

  1. quitter (s'en aller; partir; abandonner; )
    gaan; vertrekken; weggaan; heengaan; opstappen; opbreken
    • gaan werkwoord (ga, gaat, ging, gingen, gegaan)
    • vertrekken werkwoord (vertrek, vertrekt, vertrok, vertrokken, vertrokken)
    • weggaan werkwoord (ga weg, gaat weg, ging weg, gingen weg, weggegaan)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • opstappen werkwoord (stap op, stapt op, stapte op, stapten op, opgestapt)
    • opbreken werkwoord (breek op, breekt op, brak op, braken op, opgebroken)
  2. quitter (partir; sortir; abandonner; )
    vertrekken; verlaten; heengaan
    • vertrekken werkwoord (vertrek, vertrekt, vertrok, vertrokken, vertrokken)
    • verlaten werkwoord (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
  3. quitter (abandonner)
    in de steek laten; verlaten
    • in de steek laten werkwoord (laat in de steek, liet in de steek, lieten in de steek, in de steek gelaten)
    • verlaten werkwoord (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)
  4. quitter (partir; prendre la mer; quitter le port; )
    verlaten; afreizen; wegtrekken; heengaan; verdwijnen; wegreizen
    • verlaten werkwoord (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)
    • afreizen werkwoord (reis af, reist af, reisde af, reisden af, afgereisd)
    • wegtrekken werkwoord (trek weg, trekt weg, trok weg, trokken weg, weggetrokken)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • verdwijnen werkwoord (verdwijn, verdwijnt, verdween, verdwenen, verdwenen)
    • wegreizen werkwoord (reis weg, reist weg, reisde weg, reisden weg, weggereisd)
  5. quitter (partir; s'envoler; s'en aller)
    vertrekken; weggaan; verwijderen; wegtrekken; smeren; afreizen; opstappen; wegreizen
    • vertrekken werkwoord (vertrek, vertrekt, vertrok, vertrokken, vertrokken)
    • weggaan werkwoord (ga weg, gaat weg, ging weg, gingen weg, weggegaan)
    • verwijderen werkwoord (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)
    • wegtrekken werkwoord (trek weg, trekt weg, trok weg, trokken weg, weggetrokken)
    • smeren werkwoord (smeer, smeert, smeerde, smeerden, gesmeerd)
    • afreizen werkwoord (reis af, reist af, reisde af, reisden af, afgereisd)
    • opstappen werkwoord (stap op, stapt op, stapte op, stapten op, opgestapt)
    • wegreizen werkwoord (reis weg, reist weg, reisde weg, reisden weg, weggereisd)
  6. quitter (abdiquer; se retirer; démissionner; )
    terugtrekken; aftreden; uittreden
    • terugtrekken werkwoord (trek terug, trekt terug, trok terug, trokken terug, teruggetrokken)
    • aftreden werkwoord (treed af, treedt af, trad af, traden af, afgetreden)
    • uittreden werkwoord (treed uit, treedt uit, trad uit, traden uit, uitgetreden)
  7. quitter
    afsluiten
    • afsluiten werkwoord (sluit af, sloot af, sloten af, afgesloten)

Conjugations for quitter:

Présent
  1. quitte
  2. quittes
  3. quitte
  4. quittons
  5. quittez
  6. quittent
imparfait
  1. quittais
  2. quittais
  3. quittait
  4. quittions
  5. quittiez
  6. quittaient
passé simple
  1. quittai
  2. quittas
  3. quitta
  4. quittâmes
  5. quittâtes
  6. quittèrent
futur simple
  1. quitterai
  2. quitteras
  3. quittera
  4. quitterons
  5. quitterez
  6. quitteront
subjonctif présent
  1. que je quitte
  2. que tu quittes
  3. qu'il quitte
  4. que nous quittions
  5. que vous quittiez
  6. qu'ils quittent
conditionnel présent
  1. quitterais
  2. quitterais
  3. quitterait
  4. quitterions
  5. quitteriez
  6. quitteraient
passé composé
  1. ai quitté
  2. as quitté
  3. a quitté
  4. avons quitté
  5. avez quitté
  6. ont quitté
divers
  1. quitte!
  2. quittez!
  3. quittons!
  4. quitté
  5. quittant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor quitter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afsluiten arrêt; fermeture du magasin; verrouillage du magasin
aftreden démission
heengaan départ; fait de s'en aller
opbreken fait de plier bagages
verdwijnen disparition; effacement
verlaten abandon; disparition
vertrekken chambre; chambres; démission; départ; fait de s'en aller; pièce
verwijderen amputation; enlèvement; reprise
weggaan démission; départ
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afreizen embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'envoler; s'éloigner
afsluiten quitter achever; arrêter; barrer; boucher; boucler; cadenasser; casser; cesser; clore; clôturer; conclure; couper; délimiter; en finir; fermer; fermer au verrou; fermer à clé; finir; interrompre; limiter; mettre au point; mettre fin à; parachever; parvenir à enlever; prendre fin; résilier; s'achever; se terminer; stopper; suspendre; tenir levé; terminer; verrouiller
aftreden abdiquer; démissionner; partir; quitter; s'en aller; se dérober; se retirer
gaan abandonner; dissoudre; décomposer; défaire; délier; détacher; partir; quitter; s'en aller; subdiviser aller; avancer; partir; se mouvoir; se rendre à
heengaan abandonner; abdiquer; dissoudre; décomposer; défaire; délier; démissionner; détacher; embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner; se désaffilier; se retirer; sortir; subdiviser abdiquer; agoniser; crever; décéder; mourir; partir; périr; rendre l'âme; s'endormir; trépasser; être tué
in de steek laten abandonner; quitter
opbreken abandonner; dissoudre; décomposer; défaire; délier; détacher; partir; quitter; s'en aller; subdiviser avoir de l'acide gastrique; se désagréger; subdiviser; supprimer
opstappen abandonner; dissoudre; décomposer; défaire; délier; détacher; partir; quitter; s'en aller; s'envoler; subdiviser
smeren partir; quitter; s'en aller; s'envoler graisser; huiler; lubrifier
terugtrekken abdiquer; démissionner; partir; quitter; s'en aller; se dérober; se retirer
uittreden abdiquer; démissionner; partir; quitter; s'en aller; se dérober; se retirer démissioner; prendre son congé; se retirer
verdwijnen embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner disparaître; s'évanouir
verlaten abandonner; abdiquer; démissionner; embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'éloigner; se désaffilier; se retirer; sortir
vertrekken abandonner; abdiquer; dissoudre; décomposer; défaire; délier; démissionner; détacher; partir; quitter; s'en aller; s'envoler; se désaffilier; se retirer; sortir; subdiviser
verwijderen partir; quitter; s'en aller; s'envoler abandonner; aliéner; annuler; chasser; désinstaller; expulser; ignorer; masquer; nettoyage; renvoyer; repousser; se débarrasser de; supprimer; écarter; éloigner
weggaan abandonner; dissoudre; décomposer; défaire; délier; détacher; partir; quitter; s'en aller; s'envoler; subdiviser
wegreizen embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'envoler; s'éloigner
wegtrekken embarquer; faire bagage; partir; prendre la mer; prendre le large; quitter; quitter le port; s'absenter; s'en aller; s'envoler; s'éloigner
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlaten abandonné; délaissé; désolé

Synoniemen voor "quitter":


Wiktionary: quitter

quitter quitter
verb
  1. weggaan
  2. zich laten gaan

Cross Translation:
FromToVia
quitter verlaten depart — to go away from
quitter achterlaten; verlaten; in de steek laten jilt — to jilt
quitter achterlaten; verlaten leave — To depart from, end one's connection or affiliation with
quitter verlaten quit — to leave
quitter verlaten verlasseneinen Ort verlassen: weggehen, sich entfernen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van quitte



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor quitte (Nederlands) in het Frans

quitte:

quitte bijvoeglijk naamwoord

  1. quitte
    quitte
    • quitte bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor quitte:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quitte quitte

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van quitte