Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- dirigeant:
-
diriger:
- rijden; karren; leiden; aanvoeren; commanderen; bevel voeren over; leidinggeven; begeleiden; voeren; meevoeren; besturen; voorzitten; leiding geven; managen; beheren; administreren; aansturen; overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen; bevelen; gelasten; opdragen; verordenen; decreteren; gebieden; erdoor loodsen
-
Wiktionary:
- dirigeant → leider
- dirigeant → aanvoerder, leidster, leider, aanvoerster
- diriger → dirigeren, sturen
- diriger → leiden, aanvoeren, runnen
Frans
Uitgebreide vertaling voor dirigeant (Frans) in het Nederlands
dirigeant:
-
dirigeant
-
le dirigeant (leader; président; gérant; directeur; manager; grand chef)
-
le dirigeant
-
le dirigeant
-
le dirigeant (capitaine; gérant; directeur; patron; chef; président; leader; meneur; manager; commandant; capitaine de frégate; grand chef; leader politique; capitaine d'intendance)
Vertaal Matrix voor dirigeant:
Synoniemen voor "dirigeant":
Wiktionary: dirigeant
dirigeant
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dirigeant | → aanvoerder; leidster; leider; aanvoerster | ↔ leader — one having authority |
diriger:
diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)
-
diriger (conduire; piloter)
-
diriger (commander; mener; avoir le commandement; ordonner; présider; gouverner; administrer; piloter)
-
diriger (mener; conduire; guider; entraîner; balayer)
-
diriger (conduire; gérer; gouverner; mener; présider; commander; manier; administrer)
-
diriger (administrer; gérer)
beheren; besturen; administreren-
administreren werkwoord (administreer, administreert, administreerde, administreerden, geadministreerd)
-
diriger (viser; aboutir à)
-
diriger (commander; régir; gouverner; maîtriser; dominer)
overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen-
gezaghebben werkwoord
-
macht uitoefenen werkwoord (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)
-
diriger (ordonner; décréter; assigner; dévouer; régir; charger; commander; sommer; consacrer à; obliger à)
-
diriger (piloter à travers; guider)
erdoor loodsen-
erdoor loodsen werkwoord (loods erdoor, loodst erdoor, loodste erdoor, loodsten erdoor, erdoor geloodst)
-
Conjugations for diriger:
Présent
- dirige
- diriges
- dirige
- dirigeons
- dirigez
- dirigent
imparfait
- dirigeais
- dirigeais
- dirigeait
- dirigions
- dirigiez
- dirigeaient
passé simple
- dirigeai
- dirigeas
- dirigea
- dirigeâmes
- dirigeâtes
- dirigèrent
futur simple
- dirigerai
- dirigeras
- dirigera
- dirigerons
- dirigerez
- dirigeront
subjonctif présent
- que je dirige
- que tu diriges
- qu'il dirige
- que nous dirigions
- que vous dirigiez
- qu'ils dirigent
conditionnel présent
- dirigerais
- dirigerais
- dirigerait
- dirigerions
- dirigeriez
- dirigeraient
passé composé
- ai dirigé
- as dirigé
- a dirigé
- avons dirigé
- avez dirigé
- ont dirigé
divers
- dirige!
- dirigez!
- dirigeons!
- dirigé
- dirigeant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor diriger:
Synoniemen voor "diriger":
Wiktionary: diriger
diriger
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) muziek|nld leiding geven aan een groep mensen die musiceren
-
de richting bepalen waarin [een voertuig] zich voortbeweegt.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• diriger | → leiden; aanvoeren | ↔ head — (transitive) be in command of |
• diriger | → leiden | ↔ lead — conduct or direct with authority |
• diriger | → leiden; runnen | ↔ leiten — die Führung ausüben |