Diplôme: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

diplôme:
- diploma; certificaat; charter; oorkonde; licentie; brevet; universiteitsdiploma; bul
diplômé:
- afgestudeerde; gegradueerde; alumnus
- gekwalificeerd; gediplomeerd
Wiktionary:
- diplôme → akte, brevet, bul, diploma
- diplôme → diploma
- diplômé → afgestudeerde

Frans

Uitgebreide vertaling voor diplôme (Frans) in het Nederlands

diplôme:

diplôme [le ~] zelfstandig naamwoord

le diplôme
het diploma
- diploma [het ~] zelfstandig naamwoord
le diplôme (charte; certificat)
het diploma; het certificaat; het charter; de oorkonde
- diploma [het ~] zelfstandig naamwoord
- certificaat [het ~] zelfstandig naamwoord
- charter [het ~] zelfstandig naamwoord
- oorkonde [de ~] zelfstandig naamwoord
le diplôme (brevet; licence; certificat)
de licentie; het brevet
- licentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- brevet [het ~] zelfstandig naamwoord
le diplôme (diplôme de docteur; diplôme universitaire; brevet; certificat)
universiteitsdiploma; de bul
- universiteitsdiploma [znw.] zelfstandig naamwoord
- bul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor diplôme:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
brevet	brevet; certificat; diplôme; licence
bul	brevet; certificat; diplôme; diplôme de docteur; diplôme universitaire
certificaat	certificat; charte; diplôme	certificat; certificat de sécurité; certificat numérique
charter	certificat; charte; diplôme	affrètement; avion nolisé; charter; nolisement
diploma	certificat; charte; diplôme
licentie	brevet; certificat; diplôme; licence	autorisation; carte blanche; concession de boissons; débit; délégation; habilitation; licence; licence d'exploitation d'un débit de boissons; licence de brevet; licence de débit de boissons; mandat; ordonnance de paiement; permis; permission; pleins pouvoirs; pouvoir; procuration
oorkonde	certificat; charte; diplôme
universiteitsdiploma	brevet; certificat; diplôme; diplôme de docteur; diplôme universitaire

Synoniemen voor "diplôme":

attestation; certificat; certification; déclaration; recommandation; garantie; témoignage; satisfecit; assurance; baccalauréat; parchemin; bac; bachot; brevet; acte; commission; licence; titre; grade; récompense; médaille; prix; doctorat; degré; échelon; promotion; hiérarchie; fonction; décoration; accessit; citation; mention; oscar; prime; pourboire; gratification; bénéfice

Wiktionary: diplôme

diplôme

noun

charte, titre, acte émaner de princes ou de seigneurs, et relatif à des privilèges, à des fondations, etc.
- diplôme → akte; brevet; bul; diploma

diplôme

noun

oorkonde bij het behalen van een academische graad
- bul → diplôme

Cross Translation:

From	To	Via
• diplôme	→ diploma	↔ diploma — certificate

diplômé:

diplômé [le ~] zelfstandig naamwoord

le diplômé
de afgestudeerde; de gegradueerde
- afgestudeerde [de ~] zelfstandig naamwoord
- gegradueerde [de ~] zelfstandig naamwoord
le diplômé (alumnus)
de alumnus
- alumnus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

diplômé bijvoeglijk naamwoord

diplômé (qualifié; compétent)
gekwalificeerd; gediplomeerd
- gekwalificeerd bijvoeglijk naamwoord
- gediplomeerd bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor diplômé:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afgestudeerde	diplômé
alumnus	alumnus; diplômé
gegradueerde	diplômé
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gediplomeerd	compétent; diplômé; qualifié
gekwalificeerd	compétent; diplômé; qualifié

Synoniemen voor "diplômé":

breveté; certifié; garanti; qualifié; compétent; expérimenté; autorisé; confirmé; désigné; homologué

Wiktionary: diplômé

Cross Translation:

From	To	Via
• diplômé	→ afgestudeerde	↔ graduate — from a university

Verwante vertalingen van diplôme

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: diplôme

Uitgebreide vertaling voor diplôme (Frans) in het Nederlands

diplôme:

diplôme [le ~] zelfstandig naamwoord

le diplôme

le diplôme (charte; certificat)

le diplôme (brevet; licence; certificat)

le diplôme (diplôme de docteur; diplôme universitaire; brevet; certificat)

Vertaal Matrix voor diplôme:

Synoniemen voor "diplôme":

Wiktionary: diplôme

diplômé:

diplômé [le ~] zelfstandig naamwoord

le diplômé

le diplômé (alumnus)

diplômé bijvoeglijk naamwoord

diplômé (qualifié; compétent)

Vertaal Matrix voor diplômé:

Synoniemen voor "diplômé":

Wiktionary: diplômé

Verwante vertalingen van diplôme