Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
transmettre:
- zenden; opsturen; toezenden; iem. iets sturen; posten; overmaken; doen toekomen; doorzenden; doorsturen; doorgeven; doorvertellen; rondvertellen; doorspelen; rondbrieven; geven; overgeven; overhandigen; aanreiken; aangeven; afgeven; toesteken; verder reiken; overdragen aan; afdragen; overzenden; verkondigen; uitdragen; een boodschap uitdragen; besmetten; aansteken; uitzaaien; uitstrooien
-
Wiktionary:
- transmettre → doorgeven, mededelen, communiceren, doorvertellen, reizen, verplaatsen, dooergeven, overleveren
Frans
Uitgebreide vertaling voor transmettre (Frans) in het Nederlands
transmettre:
transmettre werkwoord (transmets, transmet, transmettons, transmettez, transmettent, transmettais, transmettait, transmettions, transmettiez, transmettaient, transmis, transmit, transmîmes, transmîtes, transmirent, transmettrai, transmettras, transmettra, transmettrons, transmettrez, transmettront)
-
transmettre (expédier à; envoyer à; émettre)
zenden; opsturen; toezenden; iem. iets sturen; posten; overmaken; doen toekomen-
iem. iets sturen werkwoord
-
doen toekomen werkwoord
-
transmettre (réexpédier; faire suivre)
-
transmettre (colporter; rapporter; répandre; faire circuler; se faire l'écho de)
-
transmettre (tendre quelque chose à quelqu'un; donner; rendre; remettre; offrir; déposer; présenter; déléguer; porter; livrer; faire circuler; passer quelque chose à quelqu'un)
-
transmettre (faire circuler; remettre)
-
transmettre
-
transmettre
-
transmettre (proclamer; répandre)
-
transmettre (contaminer; infecter; souiller; communiquer; intoxiquer)
-
transmettre (semer; répandre; disséminer)
Conjugations for transmettre:
Présent
- transmets
- transmets
- transmet
- transmettons
- transmettez
- transmettent
imparfait
- transmettais
- transmettais
- transmettait
- transmettions
- transmettiez
- transmettaient
passé simple
- transmis
- transmis
- transmit
- transmîmes
- transmîtes
- transmirent
futur simple
- transmettrai
- transmettras
- transmettra
- transmettrons
- transmettrez
- transmettront
subjonctif présent
- que je transmette
- que tu transmettes
- qu'il transmette
- que nous transmettions
- que vous transmettiez
- qu'ils transmettent
conditionnel présent
- transmettrais
- transmettrais
- transmettrait
- transmettrions
- transmettriez
- transmettraient
passé composé
- ai transmis
- as transmis
- a transmis
- avons transmis
- avez transmis
- ont transmis
divers
- transmets!
- transmettez!
- transmettons!
- transmis
- transmettant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor transmettre:
Synoniemen voor "transmettre":
Wiktionary: transmettre
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• transmettre | → doorgeven | ↔ bequeath — to hand down; to transmit |
• transmettre | → mededelen; communiceren | ↔ impart — communicate the knowledge of |
• transmettre | → doorgeven | ↔ pass down — to hand over |
• transmettre | → doorgeven; doorvertellen | ↔ pass on — to convey or communicate |
• transmettre | → reizen; verplaatsen | ↔ travel — to pass from here to there; to transmit |
• transmettre | → dooergeven; overleveren | ↔ tradieren — (transitiv) etwas (mündlich) überliefern, weitergeben, mündlich fortpflanzen |
Computer vertaling door derden: