Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: fonction

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: fonction

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fonction:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor fonction (Frans) in het Nederlands

fonction:

fonction [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la fonction (poste; position; office)
    de functie; de betrekking; het ambt
    • functie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • betrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ambt [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la fonction (service salarié; emploi; poste; )
    de positie; de functie; de baan; de dienstbetrekking; de job
    • positie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • functie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • baan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dienstbetrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • job [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la fonction (travail; emploi; boulot; job; labeur)
    het werk; de arbeid; de taak; de werkzaamheid; het vak; de inspanning; het ambacht; de bezigheid
    • werk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • arbeid [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • taak [de ~] zelfstandig naamwoord
    • werkzaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • inspanning [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ambacht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bezigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. la fonction (métier; emploi; profession; activité; occupation)
    het beroep; het werk; het vak
    • beroep [het ~] zelfstandig naamwoord
    • werk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vak [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. la fonction (nomination; emploi; élection)
    de installatie; de aanstelling; de benoeming
  6. la fonction (emploi; travail; poste; job)
    de arbeidsplaats
  7. la fonction (emploi; boulot; lieu de travail; )
    de baan; het werk; de werkplek; de werkkring
    • baan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • werk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • werkplek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • werkkring [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. la fonction (profession; emploi)
    het beroep; de professie; het ambt
    • beroep [het ~] zelfstandig naamwoord
    • professie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ambt [het ~] zelfstandig naamwoord
  9. la fonction (exécution; accomplissement; réalisation; )
    de prestatie; de verrichting
  10. la fonction (occupation; activité; occupations; )
    de bezigheid
  11. la fonction (contrat de travail; engagement; emploi; enrôlement)
    het dienstverband
  12. la fonction
    de functie
    • functie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fonction:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstelling emploi; fonction; nomination; élection
ambacht boulot; emploi; fonction; job; labeur; travail artisanat; métier; profession
ambt emploi; fonction; office; position; poste; profession
arbeid boulot; emploi; fonction; job; labeur; travail activité; affairement; besogne; boulot; corvée; emploi; labeur; mission; travail; tâche
arbeidsplaats emploi; fonction; job; poste; travail
baan boulot; emploi; fonction; job; lieu de travail; occupation; office; position; poste; service salarié; situation; travail; voie bande de voie; chaussée; circuit; itinéraire; ligne de chemin de fer; manche; parcours; patinoire; piste; portion de route; ronde; route; route pavée; rue; tour; tournée; trajet; voie
benoeming emploi; fonction; nomination; élection appellation; dénomination; désignation; nom; terme; titre
beroep activité; emploi; fonction; métier; occupation; profession
betrekking fonction; office; position; poste
bezigheid activité; activités; affaire; affaires; boulot; commerce; emploi; fonction; job; labeur; métier; occupation; occupations; profession; travail activité; affairement; hobby; passe-temps
dienstbetrekking emploi; fonction; office; position; poste; service salarié; situation; voie
dienstverband contrat de travail; emploi; engagement; enrôlement; fonction
functie emploi; fonction; office; position; poste; service salarié; situation; voie composant; fonction principale; fonctionnalité; rôle
inspanning boulot; emploi; fonction; job; labeur; travail effort; efforts; essai; expérience; mal; peine; tentative; test
installatie emploi; fonction; nomination; élection configuration; installation
job emploi; fonction; office; position; poste; service salarié; situation; voie besogne; boulot; corvée; emploi; labeur; mission; travail; tâche
positie emploi; fonction; office; position; poste; service salarié; situation; voie attitude; attitude physique; avis; condition; emplacement; opinion; opinions; optique; point de vue; position; prise de position; situation; tenue physique; état
prestatie accomplissement; acte; activité; exécution; fonction; opération; réalisation acrobatie; chef-d'oeuvre; niveau de performance; performance; prestation; rendement; tour de force
professie emploi; fonction; profession
taak boulot; emploi; fonction; job; labeur; travail action; assignation; cahier de vacances; commandement; consigne; contrainte; contrat; demande de devis; devise; incident; instruction; mission; ordre; sommation; travail; tâche; à faire; élément à faire
vak activité; boulot; emploi; fonction; job; labeur; métier; occupation; profession; travail artisanat; congélateur; métier; profession
verrichting accomplissement; acte; activité; exécution; fonction; opération; réalisation exécution; intervention médicale; opération; performance; prestation; rendement
werk activité; boulot; emploi; fonction; job; labeur; lieu de travail; métier; occupation; office; position; poste; profession; travail boulot; chef-d'oeuvre; création; emploi; labeur; objet d'art; occupation; oeuvre; oeuvre d'art; oeuvres complètes; ouvrage; produit; travail; travail salarié
werkkring boulot; emploi; fonction; job; lieu de travail; occupation; office; position; poste; travail
werkplek boulot; emploi; fonction; job; lieu de travail; occupation; office; position; poste; travail bureau; espace de travail; lieu de travail
werkzaamheid boulot; emploi; fonction; job; labeur; travail activité; affairement; application; ardeur; assiduité; capacité de travail; diligence; ferveur; industrie; productivité; vitalité; zèle; élan; énergie

Synoniemen voor "fonction":


Wiktionary: fonction

fonction
noun
  1. Activité qui tend à un but précis
fonction
noun
  1. taak
  2. positie binnen een bedrijf of organisatie
  3. (wiskunde) afhankelijkheid tussen een element en een veranderlijke
  4. (informatica) onderdeel van de broncode van een computerprogramma
Cross Translation:
FromToVia
• fonction → functie ↔ function — what something does or is used for
• fonction → functie ↔ function — mathematics: one-to-one relation
• fonction → functie ↔ function — computing: routine that returns a result
• fonction → functie ↔ function — biology: physiological activity of an organ or body part
• fonction → procedure ↔ procedure — computing: subroutine or function coded to perform a specific task

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van fonction







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0938 seconde
Page rendered in 1.0 seconds