Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- cité:
-
citer:
- citeren; aanhalen; vermelden; noemen; erbij zeggen; voor het gerecht roepen; dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht dagen; benoemen; een naam geven; vernoemen; dagvaarden; ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; te berde brengen; op tafel leggen; opperen
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor cité (Frans) in het Nederlands
cité:
-
la cité (ville; municipalité)
-
la cité (agglomération; conglomérat)
-
cité
Vertaal Matrix voor cité:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
agglomeratie | agglomération; cité; conglomérat | agglomération |
opeenhoping | agglomération; cité; conglomérat | accumulation; assemblage; collection; cumul; encombrement; entassement; masse; pile; quantité; ramas; rassemblement; tas |
stad | cité; municipalité; ville | ville |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aangehaald | cité | |
geciteerd | cité |
Synoniemen voor "cité":
citer:
citer werkwoord (cite, cites, citons, citez, citent, citais, citait, citions, citiez, citaient, citai, citas, cita, citâmes, citâtes, citèrent, citerai, citeras, citera, citerons, citerez, citeront)
-
citer
-
citer (mentionner; faire mention de; nommer; informer; mettre au courant)
-
citer (assigner; intimer)
voor het gerecht roepen; dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht dagen-
voor het gerecht roepen werkwoord
-
voor het gerecht ontbieden werkwoord
-
voor het gerecht dagen werkwoord
-
-
citer (nommer; appeler; mentionner)
noemen; benoemen; een naam geven; vernoemen-
een naam geven werkwoord (geef een naam, geeft een naam, gaf een naam, gaven een naam, een naam gegeven)
-
citer (assigner; citer en justice; appeler; traduire)
-
citer (mettre sur la table; alléguer; soulever; proposer; entamer; aborder; présenter; invoquer; mettre en avant; mettre sur le tapis)
ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; te berde brengen; op tafel leggen; opperen-
ter sprake brengen werkwoord (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren werkwoord
-
te berde brengen werkwoord (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
op tafel leggen werkwoord
-
Conjugations for citer:
Présent
- cite
- cites
- cite
- citons
- citez
- citent
imparfait
- citais
- citais
- citait
- citions
- citiez
- citaient
passé simple
- citai
- citas
- cita
- citâmes
- citâtes
- citèrent
futur simple
- citerai
- citeras
- citera
- citerons
- citerez
- citeront
subjonctif présent
- que je cite
- que tu cites
- qu'il cite
- que nous citions
- que vous citiez
- qu'ils citent
conditionnel présent
- citerais
- citerais
- citerait
- citerions
- citeriez
- citeraient
passé composé
- ai cité
- as cité
- a cité
- avons cité
- avez cité
- ont cité
divers
- cite!
- citez!
- citons!
- cité
- citant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor citer:
Synoniemen voor "citer":
Wiktionary: citer
citer
Cross Translation:
verb
citer
-
juri|fr assigner à comparaître devant une juridiction civile ou religieux.
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• citer | → citeren, vermelden, opmerken, noemen | ↔ erwähnen — transitiv: etwas nebenbei und beiläufig aussprechen, zur Sprache bringen |
• citer | → aanhalen; citeren | ↔ quote — to refer to a statement that has been made by someone else |
Computer vertaling door derden: