Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- apporté:
-
apporter:
- leveren; bezorgen; aanleveren; brengen; afleveren; overhandigen; toeleveren; meebrengen; langs brengen; naartoe brengen; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen; bijdragen; vorderen; vooruitkomen; erop vooruit gaan; naar boven brengen; omhoogdragen; naar boven dragen; opwaarts dragen; naar boven tillen; omhoogleiden
-
Wiktionary:
- apporter → brengen, bijeenbrengen, meebrengen, meenemen, medenemen, medebrengen, aandragen, bezorgen, aanbrengen, apporteren
- apporter → brengen
Frans
Uitgebreide vertaling voor apporte (Frans) in het Nederlands
apporté:
-
apporté
binnengebracht-
binnengebracht bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor apporté:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
binnengebracht | apporté |
Synoniemen voor "apporté":
apporter:
apporter werkwoord (apporte, apportes, apportons, apportez, apportent, apportais, apportait, apportions, apportiez, apportaient, apportai, apportas, apporta, apportâmes, apportâtes, apportèrent, apporterai, apporteras, apportera, apporterons, apporterez, apporteront)
-
apporter (délivrer; fournir; livrer; procurer; porter à domicile; livrer à domicile)
-
apporter
-
apporter
naartoe brengen-
naartoe brengen werkwoord
-
-
apporter (livrer à domicile; fournir; livrer; porter à domicile; distribuer à domicile; distribuer)
bezorgen; brengen; afleveren; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen-
thuisbezorgen werkwoord (bezorg thuis, bezorgt thuis, bezorgde thuis, bezorgden thuis, thuisbezorgd)
-
apporter (contribuer; cotiser)
-
apporter (s'élever; soulever; se soulever)
-
apporter (porter en haut; porter; monter; porter vers le haut)
naar boven brengen; omhoogdragen; naar boven dragen; opwaarts dragen; naar boven tillen-
naar boven brengen werkwoord
-
naar boven dragen werkwoord
-
opwaarts dragen werkwoord
-
naar boven tillen werkwoord
-
-
apporter (soulever; conduire en haut)
Conjugations for apporter:
Présent
- apporte
- apportes
- apporte
- apportons
- apportez
- apportent
imparfait
- apportais
- apportais
- apportait
- apportions
- apportiez
- apportaient
passé simple
- apportai
- apportas
- apporta
- apportâmes
- apportâtes
- apportèrent
futur simple
- apporterai
- apporteras
- apportera
- apporterons
- apporterez
- apporteront
subjonctif présent
- que j'apporte
- que tu apportes
- qu'il apporte
- que nous apportions
- que vous apportiez
- qu'ils apportent
conditionnel présent
- apporterais
- apporterais
- apporterait
- apporterions
- apporteriez
- apporteraient
passé composé
- ai apporté
- as apporté
- a apporté
- avons apporté
- avez apporté
- ont apporté
divers
- apporte!
- apportez!
- apportons!
- apporté
- apportant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor apporter:
Synoniemen voor "apporter":
Wiktionary: apporter
apporter
Cross Translation:
verb
apporter
-
porter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
- apporter → brengen; bijeenbrengen; meebrengen; meenemen; medenemen; medebrengen; aandragen; bezorgen; aanbrengen
verb
-
(overgankelijk) (een weggeworpen voorwerp of aangeschoten wild) terugbrengen
-
ergens heen gaan om iets of iemand daar af te geven
-
iets ~ iets met zich mee vervoeren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• apporter | → brengen | ↔ bring — to transport toward somebody/somewhere |