Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- élu:
- élire:
-
Wiktionary:
- élu → uitverkoren
- élire → balloteren, kiezen, stemmen
- élire → verkiezen, kiezen, zeggen
Frans
Uitgebreide vertaling voor élu (Frans) in het Nederlands
élu:
-
élu (choisi; sélectionné)
-
élu (sélectionné; choisi; de choix)
geselecteerd; waaraan voorkeur is gegeven; verkozen; uitgezocht-
geselecteerd bijvoeglijk naamwoord
-
waaraan voorkeur is gegeven bijvoeglijk naamwoord
-
verkozen bijvoeglijk naamwoord
-
uitgezocht bijvoeglijk naamwoord
-
-
élu (bien-aimé; favori; cher; chéri; sélectionné; primé; privilégié; prédestiné; dévoué à; exclusif)
favoriete; dierbaar; lievelings; geselecteerd; verkoren; toegenegen-
favoriete bijvoeglijk naamwoord
-
dierbaar bijvoeglijk naamwoord
-
lievelings bijvoeglijk naamwoord
-
geselecteerd bijvoeglijk naamwoord
-
verkoren bijvoeglijk naamwoord
-
toegenegen bijvoeglijk naamwoord
-
-
élu (sélectionné; choisi)
uitverkoren-
uitverkoren bijvoeglijk naamwoord
-
-
l'élu (parlementaire)
Vertaal Matrix voor élu:
Synoniemen voor "élu":
élire:
élire werkwoord (élis, élit, élisons, élisez, élisent, élisais, élisait, élisions, élisiez, élisaient, élus, élut, élûmes, élûtes, élurent, élirai, éliras, élira, élirons, élirez, éliront)
-
élire (opter pour; sélectionner; choisir; préférer)
verkiezen; uitverkiezen; selectie toepassen-
selectie toepassen werkwoord (pas selectie toe, past selectie toe, paste selectie toe, pasten selectie toe, selectie toegepast)
-
élire (sélectionner; choisir; préférer; opter pour; prendre)
kiezen; selecteren; uitzoeken; uitkiezen; uitpikken; selectie toepassen; schiften; ziften-
selectie toepassen werkwoord (pas selectie toe, past selectie toe, paste selectie toe, pasten selectie toe, selectie toegepast)
Conjugations for élire:
Présent
- élis
- élis
- élit
- élisons
- élisez
- élisent
imparfait
- élisais
- élisais
- élisait
- élisions
- élisiez
- élisaient
passé simple
- élus
- élus
- élut
- élûmes
- élûtes
- élurent
futur simple
- élirai
- éliras
- élira
- élirons
- élirez
- éliront
subjonctif présent
- que j'élise
- que tu élises
- qu'il élise
- que nous élisions
- que vous élisiez
- qu'ils élisent
conditionnel présent
- élirais
- élirais
- élirait
- élirions
- éliriez
- éliraient
passé composé
- ai élu
- as élu
- a élu
- avons élu
- avez élu
- ont élu
divers
- élis!
- élisez!
- élisons!
- élu
- élisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles