Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- plus:
- Plus:
- de plus:
- plaire:
-
Wiktionary:
- de plus → bovendien
- de plus → naast, behalve, bovendien, daarenboven, aanvullend
- plus → meer, -er, meest, -st, nog een, niet meer, plus, en, meerwaarde, positief, plusteken
- plus → plusteken
- plaire → aanstaan, behagen, bevallen, zinnen
- plaire → aantrekkelijk, aantrekken, aanspreken, houden van, leuk vinden, graag lusten, lusten, graag hebben, graag zien, aangetrokken voelen tot, bevallen, behagen, aandragen, overweg komen, met
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- plus:
- plussen:
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor de plus (Frans) in het Nederlands
plus:
-
le plus
-
le plus
Vertaal Matrix voor plus:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
en | plus | |
meer | lac; étang | |
meeste | plus | |
plusteken | plus | opérateur d'addition; signe plus |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
meer | davantage; plus | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
en | et | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
meeste | en majorité; la majorité; la plupart; le plus |
Synoniemen voor "plus":
Wiktionary: plus
plus
Cross Translation:
noun
plus
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plus | → nog een | ↔ another — one more, in addition to a former number |
• plus | → niet meer | ↔ no longer — not any more |
• plus | → -er | ↔ -er — used to form the comparative of adverbs |
• plus | → -er | ↔ -er — used to form the comparative of adjectives |
• plus | → plus; en | ↔ plus — arithmetic: sum |
• plus | → plus | ↔ plus — in addition to |
• plus | → plus | ↔ plus — positive quantity |
• plus | → meerwaarde | ↔ plus — useful addition |
• plus | → positief | ↔ plus — being positive rather than negative or zero |
• plus | → plusteken | ↔ plus sign — symbol + used to denote the operation of addition and to indicate that a number is positive |
Plus:
Vertaal Matrix voor Plus:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Meer | Autres | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Meer | Plus |
de plus:
-
de plus (pour le reste; ensuite; encore; en outre)
verder; voor het overige; voor de rest-
verder bijvoeglijk naamwoord
-
voor het overige bijvoeglijk naamwoord
-
voor de rest bijvoeglijk naamwoord
-
-
de plus (d'ailleurs; ensuite; en plus; en outre; surtout; avant tout; de surcroît; à côté; plus que tout; et ainsi de suite; du reste; de même que; et aussi; par-dessus tout; par-dessus le marché; en premier lieu)
bovendien; daarbij; behalve dat; daarenboven-
bovendien bijwoord
-
daarbij bijwoord
-
behalve dat bijvoeglijk naamwoord
-
daarenboven bijwoord
-
-
de plus (en plus; en outre)
-
de plus (à côté de; en plus; en outre; de surcroît)
-
de plus (ensuite)
-
de plus (en outre)
verder nog-
verder nog bijvoeglijk naamwoord
-
-
de plus (en outre; également; aussi; en plus; d'outre part)
buitendien-
buitendien bijwoord
-
Vertaal Matrix voor de plus:
Wiktionary: de plus
de plus
Cross Translation:
adverb
-
En outre, qui plus est.
- de plus → bovendien
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• de plus | → naast | ↔ besides — in addition to |
• de plus | → behalve | ↔ besides — also; in addition |
• de plus | → bovendien; daarenboven | ↔ furthermore — In addition; besides; what's more; used to denote additional information |
• de plus | → bovendien | ↔ moreover — in addition to what has been said |
• de plus | → aanvullend | ↔ zusätzlich — zum bereits Vorhandenem noch dazukommend, hinzugefügt |
plaire:
plaire werkwoord (plais, plaît, plaisons, plaisez, plaisent, plaisais, plaisait, plaisions, plaisiez, plaisaient, plus, plut, plûmes, plûtes, plurent, plairai, plairas, plaira, plairons, plairez, plairont)
-
plaire (faire plaisir à; faire la coquette; flirter; coqueter)
-
plaire (attirer; séduire; enchanter; envoûter; enjôler; charmer)
-
plaire (jouir de; amuser; sembler bon)
-
plaire (faire la coquette; flirter; coqueter)
Conjugations for plaire:
Présent
- plais
- plais
- plaît
- plaisons
- plaisez
- plaisent
imparfait
- plaisais
- plaisais
- plaisait
- plaisions
- plaisiez
- plaisaient
passé simple
- plus
- plus
- plut
- plûmes
- plûtes
- plurent
futur simple
- plairai
- plairas
- plaira
- plairons
- plairez
- plairont
subjonctif présent
- que je plaise
- que tu plaises
- qu'il plaise
- que nous plaisions
- que vous plaisiez
- qu'ils plaisent
conditionnel présent
- plairais
- plairais
- plairait
- plairions
- plairiez
- plairaient
passé composé
- ai plu
- as plu
- a plu
- avons plu
- avez plu
- ont plu
divers
- plais!
- plaisez!
- plaisons!
- plu
- plaisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor plaire:
Synoniemen voor "plaire":
Wiktionary: plaire
plaire
plaire
Cross Translation:
verb
-
aan iemand welgevallig zijn
-
iets als aangenaam ervaren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plaire | → aantrekkelijk; aantrekken; aanspreken | ↔ appeal — to be attractive |
• plaire | → houden van; leuk vinden; graag lusten; lusten; graag hebben | ↔ like — enjoy |
• plaire | → graag zien; graag hebben; leuk vinden; aangetrokken voelen tot | ↔ like — find attractive |
• plaire | → bevallen; behagen | ↔ please — to make happy or satisfy |
• plaire | → aanspreken; aandragen | ↔ ansprechen — die Aufmerksamkeit oder das Interesse von jemandem erwecken; den Geschmack von jemandem treffen |
• plaire | → overweg komen; met | ↔ verstehen — (reflexiv) ohne Streitigkeiten mit jemandem auskommen, eine gute persönliche Beziehung zu jemandem haben |
Verwante vertalingen van de plus
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor de plus (Nederlands) in het Frans
plus:
-
plus (daarbovenop)
Vertaal Matrix voor plus:
Conjunction | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | en | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
et | en; plus | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
de plus | daarbovenop; plus | behalve dat; bovendien; buitendien; daarbij; daarenboven; daarnaast; daarnevens; ernaast; tevens; verder; verder nog; voor de rest; voor het overige; voorts |
en outre | daarbovenop; plus | aan de andere kant; anderzijds; behalve dat; bovendien; buitendien; daarbij; daarenboven; daarentegen; daarnaast; daarnevens; daartegenover; ernaast; verder; verder nog; voor de rest; voor het overige |
en plus | daarbovenop; plus | behalve dat; bij deze; bovendien; buitendien; daarbij; daarenboven; daarnaast; daarnevens; ernaast; hierbij; hiermee; met dit |
Synoniemen voor "plus":
Antoniemen van "plus":
Verwante definities voor "plus":
de plus vorm van plussen:
-
plussen
Conjugations for plussen:
o.t.t.
- plus
- plust
- plust
- plussen
- plussen
- plussen
o.v.t.
- pluste
- pluste
- pluste
- plusten
- plusten
- plusten
v.t.t.
- heb geplust
- hebt geplust
- heeft geplust
- hebben geplust
- hebben geplust
- hebben geplust
v.v.t.
- had geplust
- had geplust
- had geplust
- hadden geplust
- hadden geplust
- hadden geplust
o.t.t.t.
- zal plussen
- zult plussen
- zal plussen
- zullen plussen
- zullen plussen
- zullen plussen
o.v.t.t.
- zou plussen
- zou plussen
- zou plussen
- zouden plussen
- zouden plussen
- zouden plussen
diversen
- plus!
- plust!
- geplust
- plussend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor plussen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
se casser la tête | plussen | aftobben; tobben |
se torturer l'esprit | plussen | aftobben; nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren |