Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bien-être:
  2. bien être:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor bien-être (Frans) in het Nederlands

bien-être:

bien-être [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bien-être (santé)
    de gezondheid; het welzijn
  2. le bien-être (prospérité; bonne santé)
    de welvaart; de welstand
    • welvaart [de ~] zelfstandig naamwoord
    • welstand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. le bien-être (confort)
    de behaaglijkheid; gerieflijkheid
  4. le bien-être (satisfaction)
    het welbehagen
  5. le bien-être (contentement; satisfaction; joie)
    de schik
    • schik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bien-être:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behaaglijkheid bien-être; confort aise; commodité; confort
gerieflijkheid bien-être; confort aisance; commodité; facilité
gezondheid bien-être; santé
schik bien-être; contentement; joie; satisfaction
welbehagen bien-être; satisfaction bonheur suprême; euphorie; extase; grande félicité
welstand bien-être; bonne santé; prospérité
welvaart bien-être; bonne santé; prospérité bonheur; félicité; prospérité
welzijn bien-être; santé bonheur; bonne fortune; félicité; prospérité; salut; succès

Synoniemen voor "bien-être":


Wiktionary: bien-être

bien-être
noun
  1. état, humeur, disposition agréable du corps et de l’esprit.

bien être:

bien être [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bien être (contentement; plaisir; satisfaction; joie)
    het genoegen; de tevredenheid; content

Vertaal Matrix voor bien être:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
content bien être; contentement; joie; plaisir; satisfaction
genoegen bien être; contentement; joie; plaisir; satisfaction ardeur; contentement; désir; envie; joie; passion; plaisir; pulsion sexuelle; satisfaction; volupté
tevredenheid bien être; contentement; joie; plaisir; satisfaction contentement; satisfaction

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van bien-être