Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- réel:
- Wiktionary:
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- reëel:
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor réel (Frans) in het Nederlands
réel:
-
réel (en toute réalité; vrai)
-
réel (réellement)
-
réel (en fait; à vrai dire; réellement; au fond; en vérité; foncièrement; en réalité; proprement dit)
daadwerkelijk; werkelijk; in feite; feitelijk; in werkelijkheid-
daadwerkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
werkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
in feite bijvoeglijk naamwoord
-
feitelijk bijvoeglijk naamwoord
-
in werkelijkheid bijvoeglijk naamwoord
-
-
réel (honnête; vraiment; véritable; sincère; franchement; sage; franc; dévoué; ouvertement; avec franchise; à coeur ouvert; droit; vrai; fidèle; carrément; direct; réellement; véritablement; vertueux; intègre; réelle; loyal; véridique; fidèlement; de bonne foi; comme il faut; véridiquement; sans détours)
rondborstig; eerlijk; oprecht; fideel; trouwhartig; openhartig-
rondborstig bijvoeglijk naamwoord
-
eerlijk bijvoeglijk naamwoord
-
oprecht bijvoeglijk naamwoord
-
fideel bijvoeglijk naamwoord
-
trouwhartig bijvoeglijk naamwoord
-
openhartig bijvoeglijk naamwoord
-
-
réel (sûrement; certainement; certain; ferme; effectivement; véritable; effectif; réellement; véritablement; catégorique; catégoriquement)
-
réel
Vertaal Matrix voor réel:
Synoniemen voor "réel":
Wiktionary: réel
réel
Cross Translation:
adjective
réel
adjective
-
ook echt plaats vindend
-
met de werkelijkheid overeenstemmend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• réel | → daadwerkelijk; werkelijk; reëel; effectief | ↔ actual — existing in act or reality, not just potentially |
• réel | → echt; waar | ↔ real — that can be characterized as a confirmation of truth |
• réel | → reëel; reële | ↔ real — mathematics: relating to numbers with a one-to-one correspondence to the points on a line |
• réel | → reëel | ↔ real — in materieller Form vorhanden |
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor réel (Nederlands) in het Frans
reëel:
-
reëel (heus; effectief; werkelijk; metterdaad; warempel; echt; waarachtig; waar)
en réalité; vraiment; en effet; effectivement; réellement; en vérité-
en réalité bijvoeglijk naamwoord
-
vraiment bijvoeglijk naamwoord
-
en effet bijvoeglijk naamwoord
-
effectivement bijvoeglijk naamwoord
-
réellement bijvoeglijk naamwoord
-
en vérité bijvoeglijk naamwoord
-
-
reëel
-
reëel (waarlijk; echt; zeker; stellig; beslist; wel degelijk; waarachtig; voorzeker; vast en zeker; welzeker; gewis; geheid; heus)
vraiment; réellement; véritablement; en vérité-
vraiment bijvoeglijk naamwoord
-
réellement bijvoeglijk naamwoord
-
véritablement bijvoeglijk naamwoord
-
en vérité bijvoeglijk naamwoord
-
-
reëel (waarlijk; vast en zeker; zeker; waarachtig; stellig; vast; feitelijk; beslist; heus; welzeker; voorzeker; gewis; geheid)
vraiment; sûr; véritablement; entier; certain; juste; véridiquement; complet; certes; certainement; véridique; mais si!; sans doute; positif; parfait-
vraiment bijvoeglijk naamwoord
-
sûr bijvoeglijk naamwoord
-
véritablement bijvoeglijk naamwoord
-
entier bijvoeglijk naamwoord
-
certain bijvoeglijk naamwoord
-
juste bijvoeglijk naamwoord
-
véridiquement bijvoeglijk naamwoord
-
complet bijvoeglijk naamwoord
-
certes bijvoeglijk naamwoord
-
certainement bijvoeglijk naamwoord
-
véridique bijvoeglijk naamwoord
-
mais si! bijvoeglijk naamwoord
-
sans doute bijvoeglijk naamwoord
-
positif bijvoeglijk naamwoord
-
parfait bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor reëel:
Wiktionary: reëel
reëel
Cross Translation:
adjective
reëel
-
met de werkelijkheid overeenstemmend
- reëel → réel
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reëel | → actuel; réel | ↔ actual — existing in act or reality, not just potentially |
• reëel | → réel; réelle | ↔ real — mathematics: relating to numbers with a one-to-one correspondence to the points on a line |
• reëel | → réel | ↔ real — in materieller Form vorhanden |