Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- pour:
-
Wiktionary:
- pour → voor, naar, aan, bij, tegen, tot, op, ten behoeve van, wegens, ten einde, om, smeris staan, op smeris staan, accoord, eens, akkoord, overweg komen, met, vanwege
- pour → voor
-
Gebruikers suggesties voor pour:
- om te
Frans
Uitgebreide vertaling voor pour (Frans) in het Nederlands
pour:
-
pour (à; par; via; près de; sur; autour de; en passant par; dans les environs de; aux environs de; d'après)
-
pour (pro)
-
pour (en faveur de; au profit de)
ten gunste van-
ten gunste van bijvoeglijk naamwoord
-
-
pour (à l'attention de)
-
pour (pour ainsi dire; entendu comme)
bij wijze van; bedoeld als; om zo te zeggen-
bij wijze van bijvoeglijk naamwoord
-
bedoeld als bijvoeglijk naamwoord
-
om zo te zeggen bijvoeglijk naamwoord
-
-
pour
Vertaal Matrix voor pour:
Synoniemen voor "pour":
Wiktionary: pour
pour
pour
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pour | → naar | ↔ for — towards |
• pour | → voor | ↔ for — directed at, intended to belong to |
• pour | → wegens | ↔ for — because of |
• pour | → voor | ↔ for — supporting |
• pour | → ten einde; om | ↔ in order to — as a means of achieving the specified aim |
• pour | → smeris staan; op smeris staan | ↔ Schmiere stehen — Gaunersprache; salopp: bei einer verbotenen, illegalen Handlung dafür verantwortlich sein, aufpassen und zu warnen, sobald Gefahr drohen, entdecken zu werden |
• pour | → accoord; eens; akkoord | ↔ einig — einer, derselben, der gleichen Meinung, übereinstimmend, einvernehmlich |
• pour | → voor | ↔ für — mit Akkusativ: etwas oder jemand ist an etwas jemanden gerichtet, bestimmt, zugeordnet |
• pour | → overweg komen; met | ↔ verstehen — (reflexiv) ohne Streitigkeiten mit jemandem auskommen, eine gute persönliche Beziehung zu jemandem haben |
• pour | → vanwege; wegens | ↔ wegen — Präposition mit Genitiv, (umgangssprachlich) auch mit Dativ; Bezeichnung des Grundes: auf Grund, verursacht durch, auf Veranlassung von, mit Rücksicht auf |
• pour | → vanwege; wegens | ↔ wegen — meinet-/deinet-/seinet-/unsret-/euret-/ihretwegen (umgangssprachlich): ‚wegen mir/dir/ihm/uns/euch/ihnen‘ |