Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: passager

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: passager

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

passager:
- reiziger; inzittende; passagier; opvarende
- voorlopig; de komende tijd; tijdelijk; voorbijgaand
Wiktionary:
- passager → passagier
- passager → passagier, opvarende, reiziger, vergankelijk, eindig, voorbijgaand, tijdelijk, vooralsnog

Frans

Uitgebreide vertaling voor passager (Frans) in het Nederlands

passager:

passager [le ~] zelfstandig naamwoord

le passager (voyageur; occupant)
de reiziger
– iemand die een tocht maakt ¹
- reiziger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  - de reiziger kwam laat in het hotel aan¹
de inzittende
- inzittende [de ~] zelfstandig naamwoord
de passagier
– reiziger die meerijdt ¹
- passagier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  - ik kan drie passagiers meenemen in deze auto¹
le passager (passagère; petit fardeau)
de opvarende
- opvarende [de ~] zelfstandig naamwoord

passager bijvoeglijk naamwoord

passager (le temps qui vient; temporel; temporairement; provisoire; intérimaire; provisoirement; temporaire; transitoire; passagère)
voorlopig; de komende tijd
- voorlopig bijvoeglijk naamwoord
- de komende tijd bijvoeglijk naamwoord
passager (temporairement; éphémère; momentané; fugace; temporaire; passagère)
tijdelijk; voorbijgaand
- tijdelijk bijvoeglijk naamwoord
- voorbijgaand bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor passager:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
inzittende	occupant; passager; voyageur
opvarende	passager; passagère; petit fardeau
passagier	occupant; passager; voyageur	voyageur
reiziger	occupant; passager; voyageur
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
tijdelijk	fugace; momentané; passager; passagère; temporaire; temporairement; éphémère	intérimaire; momentané; provisoire; provisoirement; temporaire; temporairement; temporel
voorbijgaand	fugace; momentané; passager; passagère; temporaire; temporairement; éphémère	fugace; fugitif; intérimaire; momentané; provisoire; provisoirement; périssable; temporaire; temporairement; temporel; transitoire; éphémère
voorlopig	intérimaire; le temps qui vient; passager; passagère; provisoire; provisoirement; temporaire; temporairement; temporel; transitoire	décontracté; facultatif; familier; familière; informel; intérimaire; momentané; non obligatoire; nonchalamment; nonchalant; optionnel; pour l'instant; pour le moment; provisoire; provisoirement; sans contrainte; sans engagement; temporaire; temporairement; temporel
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
de komende tijd	intérimaire; le temps qui vient; passager; passagère; provisoire; provisoirement; temporaire; temporairement; temporel; transitoire

Synoniemen voor "passager":

court; bref; fugace; concis; laconique; momentané; éphémère; transitoire; abrégé; sommaire; lapidaire; succinct; précaire; temporaire; fugitif; provisoire; périssable; rapide; fragile; délicat; frêle; vulnérable; altérable; chétif; mièvre; faible; instable; changeant; intermittent; voyageur; touriste; corruptible; incertain; aléatoire; hasardeux; chancelant; saisonnier; transitionnel; vacancier; estivant; campeur; visiteur; vagabond; pèlerin; représentant; migrateur; nomade

Wiktionary: passager

passager

noun

Celui, celle qui prend passage à bord d’un navire ou d'un aéronef.
- passager → passagier

Cross Translation:

From	To	Via
• passager	→ passagier; opvarende; reiziger	↔ fare — paying passenger
• passager	→ passagier	↔ passenger — one who rides or travels in a train, motor vehicle, boat, ship, ferry, hovercraft, aircraft, etc.
• passager	→ vergankelijk; eindig	↔ transient — passing or disappearing with time; transitory
• passager	→ voorbijgaand	↔ transitory — lasting only a short time
• passager	→ passagier	↔ Passagier — jemand, der ein Verkehrsmittel benutzt, ohne es selbst zu steuern
• passager	→ voorbijgaand; tijdelijk; vooralsnog	↔ vorübergehend — nur für kurze Zeit

Verwante vertalingen van passager

¹Muiswerk Woordenboek