Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. beurre:
  2. beurré:
  3. beurrer:
  4. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor beurre (Frans) in het Nederlands

beurre:

beurre [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le beurre
    de boter
    – uit melk gemaakt vet voor op brood of om in te bakken 1
    • boter [de ~] zelfstandig naamwoord
      • we braden dit vlees in boter1
  2. le beurre
    de boter
    • boter [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. le beurre (beurre fin)
    de roomboter; soort boter

Vertaal Matrix voor beurre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boter beurre
roomboter beurre; beurre fin
soort boter beurre; beurre fin

Wiktionary: beurre

beurre
noun
  1. (cuisine) substance alimentaire, grasse, onctueuse, que l’on extrait, en la battant, de la crème de lait de vache.

Cross Translation:
FromToVia
beurre boter butter — soft foodstuff made from milk
beurre boter Butter — durch buttern erzeugtes Milchfett von weißer bis gelblicher Farbe

beurré:

beurré bijvoeglijk naamwoord

  1. beurré (pinté)
    doorgezakt
  2. beurré (ivre; bourré; gris)
    toeter
    • toeter bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor beurré:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toeter biniou; clairon; klaxon; trompette
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorgezakt beurré; pinté
toeter beurré; bourré; gris; ivre

beurrer:

beurrer werkwoord (beurre, beurres, beurrons, beurrez, )

  1. beurrer (barbouiller; faire des taches; souiller; )
    bevuilen; besmeren; bekladden; bevlekken; bemorsen
    • bevuilen werkwoord (bevuil, bevuilt, bevuilde, bevuilden, bevuild)
    • besmeren werkwoord (besmeer, besmeert, besmeerde, besmeerden, besmeerd)
    • bekladden werkwoord (beklad, bekladt, bekladde, bekladden, beklad)
    • bevlekken werkwoord (bevlek, bevlekt, bevlekte, bevlekten, bevlekt)
    • bemorsen werkwoord (bemors, bemorst, bemorste, bemorsten, bemorst)
  2. beurrer
    beboteren
    • beboteren werkwoord (beboter, bebotert, beboterde, beboterden, beboterd)

Conjugations for beurrer:

Présent
  1. beurre
  2. beurres
  3. beurre
  4. beurrons
  5. beurrez
  6. beurrent
imparfait
  1. beurrais
  2. beurrais
  3. beurrait
  4. beurrions
  5. beurriez
  6. beurraient
passé simple
  1. beurrai
  2. beurras
  3. beurra
  4. beurrâmes
  5. beurrâtes
  6. beurrèrent
futur simple
  1. beurrerai
  2. beurreras
  3. beurrera
  4. beurrerons
  5. beurrerez
  6. beurreront
subjonctif présent
  1. que je beurre
  2. que tu beurres
  3. qu'il beurre
  4. que nous beurrions
  5. que vous beurriez
  6. qu'ils beurrent
conditionnel présent
  1. beurrerais
  2. beurrerais
  3. beurrerait
  4. beurrerions
  5. beurreriez
  6. beurreraient
passé composé
  1. ai beurré
  2. as beurré
  3. a beurré
  4. avons beurré
  5. avez beurré
  6. ont beurré
divers
  1. beurre!
  2. beurrez!
  3. beurrons!
  4. beurré
  5. beurrant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor beurrer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beboteren beurrer
bekladden barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher
bemorsen barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher
besmeren barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher
bevlekken barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher déteindre; salir; soiller; souiller; tacher
bevuilen barbouiller; beurrer; enduire; faire des taches; graisser; salir; souiller; tacher maculer; polluer; rendre sale; salir; souiller; tacher

Synoniemen voor "beurrer":


Wiktionary: beurrer

beurrer
verb
  1. recouvrir de beurre

Cross Translation:
FromToVia
beurrer beboteren; smeren butternGastronomie: mit Butter bestreichen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van beurre