Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bâton:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. baton:
  2. bâton:


Frans

Uitgebreide vertaling voor bâton (Frans) in het Nederlands

bâton:

bâton [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bâton (tringle; barreau; barre; )
    de staaf; de baton; de stang; de stok; de staf
    • staaf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • baton [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stang [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • staf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le bâton (baguette)
    bâton; dirigeerstaf
  3. le bâton (barre de chocolat; barre; bâton de chocolat)
    de staaf; reep chocolade; de reep; de tablet; de pastille; de plak
    • staaf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • reep chocolade [znw.] zelfstandig naamwoord
    • reep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tablet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pastille [de ~] zelfstandig naamwoord
    • plak [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. le bâton (mètre pliant; mesure; baguette; )
    de maatstaf; de duimstok; de maatstok
    • maatstaf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • duimstok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • maatstok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. le bâton (perche)
    de staak
    • staak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. le bâton (bande; éclat de bois; fragment)
    het reepje
    • reepje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bâton:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baton barre; barreau; bâton; lingot; rai; rayon; tringle
bâton baguette; bâton
dirigeerstaf baguette; bâton
duimstok baguette; bâton; centimètre; mesure; mètre pliant; mètre à ruban; règle
maatstaf baguette; bâton; centimètre; mesure; mètre pliant; mètre à ruban; règle canon; critère; indicateur; mesure; norme; règle; étalon
maatstok baguette; bâton; centimètre; mesure; mètre pliant; mètre à ruban; règle
pastille barre; barre de chocolat; bâton; bâton de chocolat comprimé médicinal; dragée; pastille
plak barre; barre de chocolat; bâton; bâton de chocolat adhésif; agglutinant; colle; médaille; tranche
reep barre; barre de chocolat; bâton; bâton de chocolat barre; barre de chocolat; bâton de chocolat; chocolat
reep chocolade barre; barre de chocolat; bâton; bâton de chocolat
reepje bande; bâton; fragment; éclat de bois
staaf barre; barre de chocolat; barreau; bâton; bâton de chocolat; lingot; rai; rayon; tringle barre
staak bâton; perche
staf barre; barreau; bâton; lingot; rai; rayon; tringle cadre; cadres; employés; forces de travail; main-d'oeuvre; personnel
stang barre; barreau; bâton; lingot; rai; rayon; tringle
stok barre; barreau; bâton; lingot; rai; rayon; tringle
tablet barre; barre de chocolat; bâton; bâton de chocolat comprimé

Synoniemen voor "bâton":


Wiktionary: bâton

bâton
noun
  1. Morceau de bois assez long
bâton
noun
  1. een stok bedoeld voor ondersteuning of onderscheiding van een persoon

Cross Translation:
FromToVia
bâton knuppel; slaghout bat — club
bâton knuppel club — weapon
bâton staf staff — long, straight stick
bâton stok stick — long piece of wood

Verwante vertalingen van bâton



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bâton (Nederlands) in het Frans

baton:

baton [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de baton (staaf; stang; stok; staf)
    le bâton; le barreau; la barre; le lingot; le rayon; la tringle; le rai
    • bâton [le ~] zelfstandig naamwoord
    • barreau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • barre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lingot [le ~] zelfstandig naamwoord
    • rayon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tringle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rai [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor baton:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barre baton; staaf; staf; stang; stok balie; balkonhek; balustrade; chocolade; chocoladereep; gelid; gerecht; gerechtshof; getuigenbank; hof; lijn; linie; pastille; plak; rechtbank; reep; reep chocolade; rij; schreef; staaf; streep; tablet; tribunaal
barreau baton; staaf; staf; stang; stok spijl; stijl; tralie
bâton baton; staaf; staf; stang; stok bâton; dirigeerstaf; duimstok; maatstaf; maatstok; pastille; plak; reep; reep chocolade; reepje; staaf; staak; tablet
lingot baton; staaf; staf; stang; stok blok
rai baton; staaf; staf; stang; stok spaak
rayon baton; staaf; staf; stang; stok afdeling; basisbestanddeel; bestanddeel; bestuursregio; boekenplank; component; deel; departement; detachement; divisie; element; erf; fractie; grondgebied; ingrediënt; legbord; onderdeel; plank; radiatie; radius; rek; schap; sectie; spaak; spaak van een fietswiel; sprankeltje; straal; straalbundel; stralenbundel; straling; stuk; tak; terrein; territorium; uitstraling; vakgroep; vonkje; wielspaak
tringle baton; staaf; staf; stang; stok traproede

Verwante woorden van "baton":


bâton:

bâton [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bâton (dirigeerstaf)
    le bâton; la baguette
    • bâton [le ~] zelfstandig naamwoord
    • baguette [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bâton:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baguette bâton; dirigeerstaf duimstok; maatstaf; maatstok; stokbrood; stokje; tuchtroede
bâton bâton; dirigeerstaf baton; duimstok; maatstaf; maatstok; pastille; plak; reep; reep chocolade; reepje; staaf; staak; staf; stang; stok; tablet