Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: aimant

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: aimant

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. aimant:
  2. aimer:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor aimant (Frans) in het Nederlands

aimant:

aimant [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'aimant
    de magneet
    • magneet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aimant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
magneet aimant

Synoniemen voor "aimant":


Wiktionary: aimant

aimant
noun
  1. traduction à trier
adjective
  1. Qui porter à aimer.
aimant
noun
  1. (natuurkunde, nld) voorwerp dat een magnetisch veld verspreidt
Cross Translation:
FromToVia
• aimant → magneet ↔ magnet — piece of material that attracts some metals by magnetism

aimanté:


Synoniemen voor "aimanté":


aimant vorm van aimer:

aimer werkwoord (aime, aimes, aimons, aimez, )

  1. aimer (adorer; chérir; affectionner)
    houden van; beminnen; liefhebben
    • houden van werkwoord
    • beminnen werkwoord (bemin, bemint, beminde, beminden, bemind)
    • liefhebben werkwoord (heb lief, hebt lief, had lief, hadden lief, lief gehad)
  2. aimer (vouloir; désirer)
    willen; wensen
    • willen werkwoord (wil, wilt, wil/wilt, wilde, wilden, gewild)
    • wensen werkwoord (wens, wenst, wenste, wensten, gewenst)
  3. aimer (chérir)
    beminnen; minnen
    • beminnen werkwoord (bemin, bemint, beminde, beminden, bemind)
    • minnen werkwoord (min, mint, minde, minden, gemind)
  4. aimer (avoir envie de)
    houden van; lekker vinden; lusten

Conjugations for aimer:

Présent
  1. aime
  2. aimes
  3. aime
  4. aimons
  5. aimez
  6. aiment
imparfait
  1. aimais
  2. aimais
  3. aimait
  4. aimions
  5. aimiez
  6. aimaient
passé simple
  1. aimai
  2. aimas
  3. aima
  4. aimâmes
  5. aimâtes
  6. aimèrent
futur simple
  1. aimerai
  2. aimeras
  3. aimera
  4. aimerons
  5. aimerez
  6. aimeront
subjonctif présent
  1. que j'aime
  2. que tu aimes
  3. qu'il aime
  4. que nous aimions
  5. que vous aimiez
  6. qu'ils aiment
conditionnel présent
  1. aimerais
  2. aimerais
  3. aimerait
  4. aimerions
  5. aimeriez
  6. aimeraient
passé composé
  1. ai aimé
  2. as aimé
  3. a aimé
  4. avons aimé
  5. avez aimé
  6. ont aimé
divers
  1. aime!
  2. aimez!
  3. aimons!
  5. aimé
  6. aimant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor aimer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lusten fait d'aimer; passions; sensualités
wensen désir; envie; souhait
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beminnen adorer; affectionner; aimer; chérir cajoler; câliner; faire l'amour
houden van adorer; affectionner; aimer; avoir envie de; chérir
lekker vinden aimer; avoir envie de
liefhebben adorer; affectionner; aimer; chérir
lusten aimer; avoir envie de
minnen aimer; chérir cajoler; câliner; faire l'amour
wensen aimer; désirer; vouloir
willen aimer; désirer; vouloir devoir; falloir; être dans l'obligation de; être obligé de

Synoniemen voor "aimer":


Wiktionary: aimer

aimer aimer
verb
  1. amoureuze gevoelens voor iemand koesteren
  2. liefde voelen tot iemand of iets
Cross Translation:
FromToVia
• aimer → houden van; leuk vinden; graag lusten; lusten; graag hebben ↔ like — enjoy
• aimer → houden van; beminnen; liefhebben; graag zien ↔ love — have a strong affection for

Verwante vertalingen van aimant







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0497 seconde
Page rendered in 1.0 seconds