Frans
Uitgebreide vertaling voor quotidien (Frans) in het Nederlands
quotidien:
-
quotidien (quotidiennement; de tous les jours)
-
quotidien (journalier; de tous les jours)
dagelijkse-
dagelijkse bijvoeglijk naamwoord
-
-
quotidien (de tous les jours; journalier; par jour)
-
quotidien (bas; basse; méchant; mauvais; méprisable; ordinaire; peu élevé; ignoblement; odieux; ignoble; bassement; vachement; généralement admis; courant; vil; infect; ordinairement; déshonorant; habituel; normal; infâme; usuel; honteusement; d'usage; sans scrupules; odieusement)
laag; laag-bij-de-grond; gemeen; onedel; laaghartig-
laag bijvoeglijk naamwoord
-
laag-bij-de-grond bijvoeglijk naamwoord
-
gemeen bijvoeglijk naamwoord
-
onedel bijvoeglijk naamwoord
-
laaghartig bijvoeglijk naamwoord
-
-
le quotidien (journal)
-
le quotidien (tous les jours)
-
la quotidien (routine quotidienne)
Vertaal Matrix voor quotidien:
Synoniemen voor "quotidien":
Wiktionary: quotidien
quotidien
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• quotidien | → dagelijks | ↔ daily — that occurs every day |
• quotidien | → dagblad | ↔ daily — a newspaper that is published every day |
• quotidien | → dagelijks | ↔ diurnal — done once every day |
• quotidien | → alledaags | ↔ quotidian — daily |
• quotidien | → alledaagse | ↔ quotidian — quotidian, daily thing |