Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor juré (Frans) in het Nederlands

juré:

juré [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le juré
    het jurylid; de gezworene
  2. le juré
    beëdigde; de gezworene

juré bijvoeglijk naamwoord

  1. juré
    gezworen
  2. juré
    beëdigd

Vertaal Matrix voor juré:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beëdigde juré
gezworene juré
jurylid juré
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beëdigd juré
gezworen juré

Synoniemen voor "juré":


Wiktionary: juré


Cross Translation:
FromToVia
juré schepen Schöffein Deutschland: juristischer Laie, der ehrenamtlich an der Urteilsfindung im Rahmen von Strafverfahren beteiligt ist

juré vorm van jurer:

jurer werkwoord (jure, jures, jurons, jurez, )

  1. jurer (injurier; lâcher des jurons)
    vloeken
    • vloeken werkwoord (vloek, vloekt, vloekte, vloekten, gevloekt)
  2. jurer (prêter serment)
    zweren; een eed afleggen
    • zweren werkwoord (zweer, zweert, zwoor, zworen, gezworen)
    • een eed afleggen werkwoord (leg een eed af, legt een eed af, legde een eed af, legden een eed af, een eed afgelegd)
  3. jurer (faire le serment de; s'ulcérer)
    zweren; een eed doen
    • zweren werkwoord (zweer, zweert, zwoor, zworen, gezworen)
    • een eed doen werkwoord (doe een eed, doet een eed, deed een eed, deden een eed, een eed gedaan)

Conjugations for jurer:

Présent
  1. jure
  2. jures
  3. jure
  4. jurons
  5. jurez
  6. jurent
imparfait
  1. jurais
  2. jurais
  3. jurait
  4. jurions
  5. juriez
  6. juraient
passé simple
  1. jurai
  2. juras
  3. jura
  4. jurâmes
  5. jurâtes
  6. jurèrent
futur simple
  1. jurerai
  2. jureras
  3. jurera
  4. jurerons
  5. jurerez
  6. jureront
subjonctif présent
  1. que je jure
  2. que tu jures
  3. qu'il jure
  4. que nous jurions
  5. que vous juriez
  6. qu'ils jurent
conditionnel présent
  1. jurerais
  2. jurerais
  3. jurerait
  4. jurerions
  5. jureriez
  6. jureraient
passé composé
  1. ai juré
  2. as juré
  3. a juré
  4. avons juré
  5. avez juré
  6. ont juré
divers
  1. jure!
  2. jurez!
  3. jurons!
  4. juré
  5. jurant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor jurer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zweren pyorrhée; suppuration
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een eed afleggen jurer; prêter serment
een eed doen faire le serment de; jurer; s'ulcérer
vloeken injurier; jurer; lâcher des jurons
zweren faire le serment de; jurer; prêter serment; s'ulcérer

Synoniemen voor "jurer":


Wiktionary: jurer

jurer
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
jurer
verb
  1. intr|nld als jury optreden, beoordelen als jurylid
  2. krenkende of beledigende woorden uitspreken op heftige of ruwe toon
  3. uitroepen van vloekwoorden, beledigende taal gebruiken
  4. een eed afleggen

Cross Translation:
FromToVia
jurer zweren; een eed afleggen swear — to take an oath
jurer vloeken swear — to curse, to use offensive language

Verwante vertalingen van juré