Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: réparer

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: réparer

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. réparer:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor réparer (Frans) in het Nederlands

réparer:

réparer werkwoord (répare, répares, réparons, réparez, )

  1. réparer (rétablir)
    repareren; herstellen; vernieuwen
    • repareren werkwoord (repareer, repareert, repareerde, repareerden, gerepareerd)
    • herstellen werkwoord (herstel, herstelt, herstelde, herstelden, hersteld)
    • vernieuwen werkwoord (vernieuw, vernieuwt, vernieuwde, vernieuwden, vernieuwd)
  2. réparer (ajuster; reconstituer; mettre au point; )
    repareren; herstellen; fiksen; maken; rechtzetten; goedmaken
    • repareren werkwoord (repareer, repareert, repareerde, repareerden, gerepareerd)
    • herstellen werkwoord (herstel, herstelt, herstelde, herstelden, hersteld)
    • fiksen werkwoord (fiks, fikst, fikste, fiksten, gefikst)
    • maken werkwoord (maak, maakt, maakte, maakten, gemaakt)
    • rechtzetten werkwoord (zet recht, zette recht, zetten recht, rechtgezet)
    • goedmaken werkwoord (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
  3. réparer (ajuster; adapter; raccommoder; )
    aanpassen; bijstellen
    • aanpassen werkwoord (pas aan, past aan, paste aan, pasten aan, aangepast)
    • bijstellen werkwoord (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)
  4. réparer (faire rattraper; compenser; faire récupérer)
    goedmaken; bijspijkeren; inhalen
    • goedmaken werkwoord (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
    • bijspijkeren werkwoord (spijker bij, spijkert bij, spijkerde bij, spijkerden bij, bijgespijkerd)
    • inhalen werkwoord (haal in, haalt in, haalde in, haalden in, ingehaald)
  5. réparer (réconforter; relever; remonter; )
    opknappen; opkalefateren; opvijzelen; oplappen
    • opknappen werkwoord (knap op, knapt op, knapte op, knapten op, opgeknapt)
    • opkalefateren werkwoord (kalefater op, kalefatert op, kalefaterde op, kalefaterden op, opgekalefaterd)
    • opvijzelen werkwoord (vijzel op, vijzelt op, vijzelde op, vijzelden op, opgevijzeld)
    • oplappen werkwoord (lap op, lapt op, lapte op, lapten op, opgelapt)
  6. réparer (expier; payer)
    boeten
    • boeten werkwoord (boet, boette, boetten, geboet)
  7. réparer (mettre au point; adapter; ajuster; raccommoder; rapiécer)
    verstellen
    • verstellen werkwoord (verstel, verstelt, verstelde, verstelden, versteld)
  8. réparer (dédommager; régler; acquitter; )
    genoegdoen
  9. réparer (se racheter; redresser; résoudre un malentendu)
    goedmaken; rechtzetten; rechtstrijken
    • goedmaken werkwoord (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
    • rechtzetten werkwoord (zet recht, zette recht, zetten recht, rechtgezet)
    • rechtstrijken werkwoord (strijk recht, strijkt recht, streek recht, streken recht, recht gestreken)

Conjugations for réparer:

Présent
  1. répare
  2. répares
  3. répare
  4. réparons
  5. réparez
  6. réparent
imparfait
  1. réparais
  2. réparais
  3. réparait
  4. réparions
  5. répariez
  6. réparaient
passé simple
  1. réparai
  2. réparas
  3. répara
  4. réparâmes
  5. réparâtes
  6. réparèrent
futur simple
  1. réparerai
  2. répareras
  3. réparera
  4. réparerons
  5. réparerez
  6. répareront
subjonctif présent
  1. que je répare
  2. que tu répares
  3. qu'il répare
  4. que nous réparions
  5. que vous répariez
  6. qu'ils réparent
conditionnel présent
  1. réparerais
  2. réparerais
  3. réparerait
  4. réparerions
  5. répareriez
  6. répareraient
passé composé
  1. ai réparé
  2. as réparé
  3. a réparé
  4. avons réparé
  5. avez réparé
  6. ont réparé
divers
  1. répare!
  2. réparez!
  3. réparons!
  5. réparé
  6. réparant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor réparer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeten pénitence
goedmaken compensation; dédommagement; indemnité
inhalen rattrapage
maken confection; création; fabrication; production; réalisation; élaboration
oplappen pratiquer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpassen adapter; ajuster; mettre au point; raccommoder; rapiécer; régler; réparer adapter pour; essayer; personnalisation; personnaliser; s'habituer à; se faire à; se familiariser
bijspijkeren compenser; faire rattraper; faire récupérer; réparer
bijstellen adapter; ajuster; mettre au point; raccommoder; rapiécer; régler; réparer adapter; ajuster; raccommoder; régler
boeten expier; payer; réparer
fiksen adapter; ajuster; dépanner; faire un prix d'ami à quelqu'un; mettre au point; pistonner; raccommoder; rapiécer; reconstituer; remettre en état; renouveler; restaurer; régler; rénover; réparer; rétablir achever; arranger; finir; parvenir; réussir; réussir à achever; réussir à faire; savoir s'y prendre
genoegdoen acquitter; dédommager; payer; régler; réparer; s'acquitter de; solder
goedmaken adapter; ajuster; compenser; dépanner; faire rattraper; faire récupérer; faire un prix d'ami à quelqu'un; mettre au point; pistonner; raccommoder; rapiécer; reconstituer; redresser; remettre en état; renouveler; restaurer; régler; rénover; réparer; résoudre un malentendu; rétablir; se racheter aller mieux; améliorer; arranger; compenser; concilier; corriger; couvrir; perfectionner; renouer; renouveler; revitaliser; réconcilier; régler; régénérer; rénover
herstellen adapter; ajuster; dépanner; faire un prix d'ami à quelqu'un; mettre au point; pistonner; raccommoder; rapiécer; reconstituer; remettre en état; renouveler; restaurer; régler; rénover; réparer; rétablir ajuster; aller mieux; améliorer; arranger; changer; perfectionner; remettre en ordre; remettre en état; renouer; renouveler; restaurer; revitaliser; récupérer; régénérer; rénover; rétablir; se substituer à
inhalen compenser; faire rattraper; faire récupérer; réparer doubler; dépasser; engranger; passer; passer devant; rattraper; rejoindre; rentrer; récupérer
maken adapter; ajuster; dépanner; faire un prix d'ami à quelqu'un; mettre au point; pistonner; raccommoder; rapiécer; reconstituer; remettre en état; renouveler; restaurer; régler; rénover; réparer; rétablir concevoir; confectionner; construire; créer; fabriquer; faire; façonner; former; modeler; mouler; produire; réaliser; élaborer
opkalefateren arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever
opknappen arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever arranger; enjoliver; rafraîchir; ragaillardir; rajuster; remettre en bon état; remettre à neuf; remonter le moral à; renouveler; restaurer; retaper; revitaliser; réconforter; régénérer; réhabiliter; rénover; se requinquer; se retaper
oplappen arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever
opvijzelen arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever
rechtstrijken redresser; réparer; résoudre un malentendu; se racheter
rechtzetten adapter; ajuster; dépanner; faire un prix d'ami à quelqu'un; mettre au point; pistonner; raccommoder; rapiécer; reconstituer; redresser; remettre en état; renouveler; restaurer; régler; rénover; réparer; résoudre un malentendu; rétablir; se racheter corriger; rectifier
repareren adapter; ajuster; dépanner; faire un prix d'ami à quelqu'un; mettre au point; pistonner; raccommoder; rapiécer; reconstituer; remettre en état; renouveler; restaurer; régler; rénover; réparer; rétablir aller mieux; améliorer; perfectionner; renouer; renouveler; revitaliser; régénérer; rénover
vernieuwen réparer; rétablir actualiser; changer; innover; remettre; remettre en place; remettre en état; remplacer; renouveler; replacer; rénover; se substituer à
verstellen adapter; ajuster; mettre au point; raccommoder; rapiécer; réparer
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
herstellen restauration

Synoniemen voor "réparer":


Wiktionary: réparer

réparer
verb
  1. remettre en état ce qui endommager.
réparer
verb
  1. terug werkend krijgen, repareren
  2. iets weer in werkende staat brengen
  3. weer in orde brengen, zorgen dat het heel wordt
Cross Translation:
FromToVia
• réparer → herstellen; repareren ↔ mend — to repair
• réparer → renoveren ↔ renovate — to renew; to revamp
• réparer → herstellen ↔ repair — to restore to good working order

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0564 seconde
Page rendered in 1.0 seconds