Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: moulé

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: moulé

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. moule:
  2. moulé:
  3. mouler:
  4. moudre:
  5. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor moulé (Frans) in het Nederlands

moule:

moule [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le moule (forme modèle; modèle; forme; matrice)
    de matrijs; de mal; modelvorm; de vorm; de gietvorm
    • matrijs [de ~] zelfstandig naamwoord
    • mal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • modelvorm [znw.] zelfstandig naamwoord
    • vorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gietvorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le moule (forme; façon; configuration; manière)
    de conditie; de vorm
    • conditie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. le moule (pochoir; modèle; patron)
    de sjabloon; modelvorm; de sjablone; de mal
    • sjabloon [de ~] zelfstandig naamwoord
    • modelvorm [znw.] zelfstandig naamwoord
    • sjablone [de ~] zelfstandig naamwoord
    • mal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. le moule (matrice; forme)
    de matrix; de matrijs
    • matrix [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • matrijs [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. le moule (matrice; forme)
    moedervorm
  6. le moule (forme; moulage; surmoulage)
    gietmal; de vorm
    • gietmal [znw.] zelfstandig naamwoord
    • vorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. le moule (moulage; plâtre; surmoulage; forme)
    het afgietsel; de vorm; het gietsel; afgieting
    • afgietsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gietsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • afgieting [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor moule:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgieting forme; moulage; moule; plâtre; surmoulage
afgietsel forme; moulage; moule; plâtre; surmoulage
conditie configuration; façon; forme; manière; moule circonstance; condition; condition nécessaire; critère; demande; disposition; ennuis; exigence; réquisition; situation; stipulation; tracas; état
gietmal forme; moulage; moule; surmoulage
gietsel forme; moulage; moule; plâtre; surmoulage
gietvorm forme; forme modèle; matrice; modèle; moule
mal forme; forme modèle; matrice; modèle; moule; patron; pochoir
matrijs forme; forme modèle; matrice; modèle; moule
matrix forme; matrice; moule matrice; tableau
modelvorm forme; forme modèle; matrice; modèle; moule; patron; pochoir
moedervorm forme; matrice; moule
sjablone modèle; moule; patron; pochoir
sjabloon modèle; moule; patron; pochoir modèle; modèle de document
vorm configuration; façon; forme; forme modèle; manière; matrice; modèle; moulage; moule; plâtre; surmoulage air; air de quelqu'un; allure; apparence; aspect; contour; dehors; extérieur; figure; forme; marge; mine; physique; posture; être en forme
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mal absurde; brumeux; bête; cinglé; d'une manière imbécile; dingue; débile; délirant; dément; dérangé; effréné; farfelu; folle; follement; fou; frénétique; idiot; idiotement; imbécile; loufoque; perturbé; sot; sottement; stupide; toqué; troublé

Synoniemen voor "moule":


Wiktionary: moule

moule
noun
  1. Mollusque bivalve, comestible, dont la coquille est de forme oblongue.
  2. Matière creusée selon une forme définie, et dans laquelle le fondeur verse le métal en fusion.
moule
noun
  1. een holle gietvorm
  2. Mytilus edulis, een eetbaar tweekleppig schelpdier
Cross Translation:
FromToVia
• moule → mal; vorm ↔ cast — mould used to make cast objects
• moule → gietvorm; vorm; mal ↔ mold — hollow form or matrix for shaping a fluid or plastic substance
• moule → bakvorm; taartvorm ↔ tin — metal pan

moulé:

moulé bijvoeglijk naamwoord

  1. moulé (formé; fait; façonné)
    gevormd

Vertaal Matrix voor moulé:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gevormd fait; façonné; formé; moulé

Synoniemen voor "moulé":


moulé vorm van mouler:

mouler werkwoord (moule, moules, moulons, moulez, )

  1. mouler (façonner; former; exister; )
    vormen; vorm geven; modelleren; boetseren
    • vormen werkwoord (vorm, vormt, vormde, vormden, gevormd)
    • vorm geven werkwoord
    • modelleren werkwoord (modelleer, modelleert, modelleerde, modelleerden, gemodelleerd)
    • boetseren werkwoord (boetseer, boetseert, boetseerde, boetseerden, geboetseerd)
  2. mouler (former; façonner; modeler)
    vervaardigen; kneden; vormen; modelleren; maken
    • vervaardigen werkwoord
    • kneden werkwoord (kneed, kneedt, kneedde, kneedden, gekneed)
    • vormen werkwoord (vorm, vormt, vormde, vormden, gevormd)
    • modelleren werkwoord (modelleer, modelleert, modelleerde, modelleerden, gemodelleerd)
    • maken werkwoord (maak, maakt, maakte, maakten, gemaakt)
  3. mouler (entourer de; enjamber; gainer; couvrir; serrer)
    omspannen; overspannen; met gespannen voorwerp omsluiten

Conjugations for mouler:

Présent
  1. moule
  2. moules
  3. moule
  4. moulons
  5. moulez
  6. moulent
imparfait
  1. moulais
  2. moulais
  3. moulait
  4. moulions
  5. mouliez
  6. moulaient
passé simple
  1. moulai
  2. moulas
  3. moula
  4. moulâmes
  5. moulâtes
  6. moulèrent
futur simple
  1. moulerai
  2. mouleras
  3. moulera
  4. moulerons
  5. moulerez
  6. mouleront
subjonctif présent
  1. que je moule
  2. que tu moules
  3. qu'il moule
  4. que nous moulions
  5. que vous mouliez
  6. qu'ils moulent
conditionnel présent
  1. moulerais
  2. moulerais
  3. moulerait
  4. moulerions
  5. mouleriez
  6. mouleraient
passé composé
  1. ai moulé
  2. as moulé
  3. a moulé
  4. avons moulé
  5. avez moulé
  6. ont moulé
divers
  1. moule!
  2. moulez!
  3. moulons!
  5. moulé
  6. moulant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor mouler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
maken confection; création; fabrication; production; réalisation; élaboration
vervaardigen fabrication; réalisation
vormen acte de civiliser; civilisation; développement; éducation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boetseren exister; faire du modelage; façonner; former; modeler; mouler; pétrir; travailler
kneden façonner; former; modeler; mouler
maken façonner; former; modeler; mouler adapter; ajuster; concevoir; confectionner; construire; créer; dépanner; fabriquer; faire; faire un prix d'ami à quelqu'un; former; mettre au point; pistonner; produire; raccommoder; rapiécer; reconstituer; remettre en état; renouveler; restaurer; réaliser; régler; rénover; réparer; rétablir; élaborer
met gespannen voorwerp omsluiten couvrir; enjamber; entourer de; gainer; mouler; serrer
modelleren exister; faire du modelage; façonner; former; modeler; mouler; pétrir; travailler
omspannen couvrir; enjamber; entourer de; gainer; mouler; serrer empoigner; saisir
overspannen couvrir; enjamber; entourer de; gainer; mouler; serrer
vervaardigen façonner; former; modeler; mouler créer; fabriquer; produire
vorm geven exister; faire du modelage; façonner; former; modeler; mouler; pétrir; travailler
vormen exister; faire du modelage; façonner; former; modeler; mouler; pétrir; travailler donner corps à; former; nourrir; prendre soin de; éduquer; élever
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overspannen stressé; surmené

Synoniemen voor "mouler":


Wiktionary: mouler

mouler
verb
  1. jeter en moule, faire au moule.

moudre:

moudre werkwoord (mouds, moud, moulons, moulez, )

  1. moudre (pulvériser; réduire en pouvre; écraser)
    malen; vermalen; fijnmalen
    • malen werkwoord (maal, maalt, maalde, maalden, gemalen)
    • vermalen werkwoord (vermaal, vermaalt, vermaalde, vermaalden, vermalen)
    • fijnmalen werkwoord
  2. moudre (pulvériser; écraser; réduire en miettes; broyer)
    kapotdrukken
    • kapotdrukken werkwoord (druk kapot, drukt kapot, drukte kapot, drukten kapot, kapot gedrukt)

Conjugations for moudre:

Présent
  1. mouds
  2. mouds
  3. moud
  4. moulons
  5. moulez
  6. moulent
imparfait
  1. moulais
  2. moulais
  3. moulait
  4. moulions
  5. mouliez
  6. moulaient
passé simple
  1. moulus
  2. moulus
  3. moulut
  4. moulûmes
  5. moulûtes
  6. moulurent
futur simple
  1. moudrai
  2. moudras
  3. moudra
  4. moudrons
  5. moudrez
  6. moudront
subjonctif présent
  1. que je moule
  2. que tu moules
  3. qu'il moule
  4. que nous moulions
  5. que vous mouliez
  6. qu'ils moulent
conditionnel présent
  1. moudrais
  2. moudrais
  3. moudrait
  4. moudrions
  5. moudriez
  6. moudraient
passé composé
  1. ai moulu
  2. as moulu
  3. a moulu
  4. avons moulu
  5. avez moulu
  6. ont moulu
divers
  1. mouds!
  2. moulez!
  3. moulons!
  5. moulu
  6. moulant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor moudre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vermalen acte de moudre
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fijnmalen moudre; pulvériser; réduire en pouvre; écraser
kapotdrukken broyer; moudre; pulvériser; réduire en miettes; écraser
malen moudre; pulvériser; réduire en pouvre; écraser
vermalen moudre; pulvériser; réduire en pouvre; écraser

Synoniemen voor "moudre":


Wiktionary: moudre

moudre
verb
  1. Mettre en poudre au moyen du moulin.
moudre
verb
  1. tussen twee harde voorwerpen fijnwrijven
Cross Translation:
FromToVia
• moudre → vermalen; malen; verpulveren ↔ grind — to make smaller by breaking with a device
• moudre → malen ↔ mill — grind or process using a mill or other machine

Verwante vertalingen van moulé







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0970 seconde
Page rendered in 1.0 seconds