Vibrer: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

vibrer:
- lillen; trillen; kloppen; vibreren; beven; bibberen; rillen
Vibrer:
- Trillen
Wiktionary:
- vibrer → trillen, vibreren
- vibrer → trillen, vibreren, beven

Frans

Uitgebreide vertaling voor vibrer (Frans) in het Nederlands

vibrer:

vibrer werkwoord (vibre, vibres, vibrons, vibrez, vibrent, vibrais, vibrait, vibrions, vibriez, vibraient, vibrai, vibras, vibra, vibrâmes, vibrâtes, vibrèrent, vibrerai, vibreras, vibrera, vibrerons, vibrerez, vibreront)

vibrer (palpiter; trembler; frémir)
lillen; trillen; kloppen
- lillen werkwoord
- trillen werkwoord (tril, trilt, trilde, trilden, getrild)
- kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
vibrer (trembler; grelotter; frémir; frissonner; tressaillir; trembloter; frémir d'horreur)
vibreren; trillen
- vibreren werkwoord (vibreer, vibreert, vibreerde, vibreerden, gevibreerd)
- trillen werkwoord (tril, trilt, trilde, trilden, getrild)
vibrer (frissonner; trembler; frémir; trembloter; tressaillir; grelotter)
beven; bibberen; rillen
- beven werkwoord (beef, beeft, beefde, beefden, gebeefd)
- bibberen werkwoord (bibber, bibbert, bibberde, bibberden, gebibberd)
- rillen werkwoord (ril, rilt, rilde, rilden, gerild)

Conjugations for vibrer:

Présent

vibre
vibres
vibre
vibrons
vibrez
vibrent

imparfait

vibrais
vibrais
vibrait
vibrions
vibriez
vibraient

passé simple

vibrai
vibras
vibra
vibrâmes
vibrâtes
vibrèrent

futur simple

vibrerai
vibreras
vibrera
vibrerons
vibrerez
vibreront

subjonctif présent

que je vibre
que tu vibres
qu'il vibre
que nous vibrions
que vous vibriez
qu'ils vibrent

conditionnel présent

vibrerais
vibrerais
vibrerait
vibrerions
vibreriez
vibreraient

passé composé

ai vibré
as vibré
a vibré
avons vibré
avez vibré
ont vibré

divers

vibre!
vibrez!
vibrons!
vibré
vibrant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor vibrer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beven		cahot; choc; heurt; oscillation; saccade; secousse; tremblement; vibration
bibberen		frisson; frissonnement; frémissement; tremblement
kloppen		battement
rillen		frisson; frissonnement; frémissement; tremblement
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beven	frissonner; frémir; grelotter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer	agiter; frissonner; frémir; secouer; trembler; trembloter
bibberen	frissonner; frémir; grelotter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer	claquer des dents
kloppen	frémir; palpiter; trembler; vibrer	battre; claquer; cliqueter; cogner; concorder; correspondre; coïncider; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer; être correct
lillen	frémir; palpiter; trembler; vibrer
rillen	frissonner; frémir; grelotter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer
trillen	frissonner; frémir; frémir d'horreur; grelotter; palpiter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer	agiter; secouer
vibreren	frissonner; frémir; frémir d'horreur; grelotter; trembler; trembloter; tressaillir; vibrer

Synoniemen voor "vibrer":

frissonner; trembler; frémir; trembloter; palpiter; pervibrer; résonner; retentir; bruire; renvoyer; tinter

Wiktionary: vibrer

vibrer

verb

Faire des vibrations
- vibrer → trillen; vibreren

vibrer

verb

snel heen een weer bewegen
- trillen → vibrer
intr|nld trillen, in staat van trilling verkeren
- vibreren → vibrer

Cross Translation:

From	To	Via
• vibrer	→ trillen; vibreren	↔ throb — To vibrate or pulsate with a steady rhythm
• vibrer	→ beven	↔ tremble — to shake
• vibrer	→ trillen	↔ vibrate — move with small movements rapidly
• vibrer	→ vibreren	↔ vibrieren — schwingen, zittern

Vibrer:

Vibrer werkwoord

Vibrer (vibreur)
Trillen
- Trillen werkwoord

Vertaal Matrix voor Vibrer:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Trillen	Vibrer; vibreur

Computer vertaling door derden: