Amène: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

amener:
- teweegbrengen; losmaken; toedragen; toevoeren; voorleiden
Wiktionary:
- amène → aardig, lief, voorkomend, vriendelijk, aanminnig
- amenée → aanvoer
- amener → afhalen, meebrengen, meenemen, vergaderen, medenemen, medebrengen, aandragen, bezorgen, brengen, aanbrengen, voorleiden
- amener → brengen, leiden

Frans

Uitgebreide vertaling voor amène (Frans) in het Nederlands

amené:

Synoniemen voor "amené":

déterminé; résolu; hardi; défini; décidé; précis; spécifique

amène:

Synoniemen voor "amène":

accueillant; ouvert; affable; aimable; accort; avenant; abordable; hospitalier; gracieux; courtois; obligeant; civil; sociable; liant; engageant; gracieuse; accorte; avenante; civile; charmante; courtoise; gentille; polie; empressée; galante; élégante; mignonne; charmant; gentil; poli; empressé; galant; élégant; mignon; charitable; généreux; sympathique; hospitalière; accueillante; généreuse; ouverte

Wiktionary: amène

amène

adjective

agréable, attrayant.
- amène → aardig; lief; voorkomend; vriendelijk

amène

adjective

goed uitziend, van een zekere schoonheid
- aanminnig → amène; aimablement

amenée:

Synoniemen voor "amenée":

acheminement; envoi; progression; transport; trotte; remorquée; tractée; traînée; halée; attirée; trottine; marche

Wiktionary: amenée

amenée

noun

het aanbrengen
- aanvoer → arrivage; carriage; transport; adduction; amenée

amène vorm van amener:

amener werkwoord (amène, amènes, amenons, amenez, amènent, amenais, amenait, amenions, ameniez, amenaient, amenai, amenas, amena, amenâmes, amenâtes, amenèrent, amènerai, amèneras, amènera, amènerons, amènerez, amèneront)

amener (causer)
teweegbrengen; losmaken
- teweegbrengen werkwoord (breng teweeg, brengt teweeg, bracht teweeg, brachten teweeg, teweeggebracht)
- losmaken werkwoord (maak los, maakt los, maakte los, maakten los, losgemaakt)
amener (donner; livrer)
toedragen; toevoeren
- toedragen werkwoord (draag toe, draagt toe, droeg toe, droegen toe, toegedragen)
- toevoeren werkwoord (voer toe, voert toe, voerde toe, voerden toe, toegevoerd)
amener (amener à la cour de justice)
voorleiden
- voorleiden werkwoord

Conjugations for amener:

Présent

amène
amènes
amène
amenons
amenez
amènent

imparfait

amenais
amenais
amenait
amenions
ameniez
amenaient

passé simple

amenai
amenas
amena
amenâmes
amenâtes
amenèrent

futur simple

amènerai
amèneras
amènera
amènerons
amènerez
amèneront

subjonctif présent

que j'amène
que tu amènes
qu'il amène
que nous amenions
que vous ameniez
qu'ils amènent

conditionnel présent

amènerais
amènerais
amènerait
amènerions
amèneriez
amèneraient

passé composé

ai amené
as amené
a amené
avons amené
avez amené
ont amené

divers

amène!
amenez!
amenons!
amené
amenant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor amener:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
teweegbrengen		provocation
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
losmaken	amener; causer	affranchir; curer; desserrer; débrancher; débrayer; déchaîner; déconnecter; découdre; défaire; dégager; dégrafer; délivrer; dénouer; désépingler; détacher; dételer; dévisser; enlever le fumier de; exempter; laisser; laisser aller; laisser libre; libérer; lâcher; mettre en liberté; nettoyer; nettoyer à fond; ouvrir; relâcher; soulager
teweegbrengen	amener; causer	amener à; donner lieu à; inciter a; inciter quelqu'un à; inciter à; occasionner; provoquer; susciter; être l'instigateur de
toedragen	amener; donner; livrer
toevoeren	amener; donner; livrer
voorleiden	amener; amener à la cour de justice

Synoniemen voor "amener":

acheminer; cheminer; aller; diriger; envoyer; marcher; router; avancer; porter; mener; conduire; entraîner; engager; attirer; présenter; causer; déterminer; définir; fixer; décider; occasionner; résoudre; emmener; piloter; traiter; provoquer; susciter; engendrer; créer; procurer; prédisposer; préparer; amadouer; arranger; incliner; montrer; produire; proposer; exhiber; exposer; fournir; offrir; soumettre; introduire; aligner; ramener; réduire; rétablir; treuiller; tirer; haler; remorquer

Wiktionary: amener

amener

verb

mener d’un lieu à un autre.
- amener → afhalen; meebrengen; meenemen; vergaderen; medenemen; medebrengen; aandragen; bezorgen; brengen; aanbrengen; voorleiden

Cross Translation:

From	To	Via
• amener	→ brengen	↔ bring — to transport toward somebody/somewhere
• amener	→ leiden	↔ lead — draw or direct by influence