Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- prêt:
- âpreté:
-
Wiktionary:
- prêt → af, afgelopen, gereed, klaar
- prêt → lening
- prêt → gaar, tevreden, lening, gereed, klaar, klare, voorbereid, voorbereide
- âpreté → felheid, guurheid, schelheid, scherpheid, schrilheid, scherpte
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- pret:
-
Wiktionary:
- pret → plaisir
Frans
Uitgebreide vertaling voor prêt (Frans) in het Nederlands
prêt:
-
prêt (fini; passé; fait; terminé; disposé; préparé; achevé; exécuté)
-
prêt (achevé; fait; fini; exécuté; préparé; terminé)
voltooid; klaar; beëindigd; over; afgelopen; gereed; uit; gedaan; af; gepleegd; geëindigd; voorbij-
voltooid bijvoeglijk naamwoord
-
klaar bijvoeglijk naamwoord
-
beëindigd bijvoeglijk naamwoord
-
over bijvoeglijk naamwoord
-
afgelopen bijvoeglijk naamwoord
-
gereed bijvoeglijk naamwoord
-
uit bijvoeglijk naamwoord
-
gedaan bijvoeglijk naamwoord
-
af bijwoord
-
gepleegd bijvoeglijk naamwoord
-
geëindigd bijvoeglijk naamwoord
-
voorbij bijvoeglijk naamwoord
-
-
prêt (cuit; fait; fini; épuisé; terminé; éreinté)
gereed; gedaan; gaar; doorgekookt-
gereed bijvoeglijk naamwoord
-
gedaan bijvoeglijk naamwoord
-
gaar bijvoeglijk naamwoord
-
doorgekookt bijvoeglijk naamwoord
-
-
prêt (accompli; fait; terminé; effectué; fini; préparé; achevé; cuit)
-
prêt (disponible; préparé; disposé)
-
prêt (agile; rapide; vite; à toute vitesse; rapidement; prompte; précipitamment; prompt; éveillé; facile à manier; vif; promptement; lestement; habile; leste; facilement; qui est à flot; prestement; preste)
-
prêt (cuit; préparé)
-
prêt (avec bienveillance; disposé; bien disposé; enclin; bienveillant; favorable)
-
prêt
startklaar-
startklaar bijvoeglijk naamwoord
-
-
prêt
Vertaal Matrix voor prêt:
Synoniemen voor "prêt":
Wiktionary: prêt
prêt
Cross Translation:
adjective
prêt
-
Qui est en état de faire, de dire, de recevoir, etc... (Sens général).
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• prêt | → gaar | ↔ done — (of food) ready, fully cooked |
• prêt | → tevreden | ↔ happy — content (to do something); having no objection (to something) |
• prêt | → lening | ↔ loan — borrowed sum of money or other valuables |
• prêt | → gereed; klaar | ↔ ready — Prepared for immediate action or use |
• prêt | → klaar; klare; voorbereid; voorbereide | ↔ set — ready, prepared |
âpreté:
-
l'âpreté (rigueur)
-
l'âpreté (aigreur; âcreté)
-
l'âpreté (intempérie; aigreur)
Vertaal Matrix voor âpreté:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
barheid | rigueur; âpreté | |
bitterheid | aigreur; âcreté; âpreté | |
guurheid | aigreur; intempérie; âpreté | |
wrangheid | aigreur; âcreté; âpreté |
Synoniemen voor "âpreté":
Wiktionary: âpreté
âpreté
noun
-
qualité de ce qui est âpre.
- âpreté → felheid; guurheid; schelheid; scherpheid; schrilheid; scherpte
Verwante vertalingen van prêt
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor prêt (Nederlands) in het Frans
prêt vorm van pret:
-
de pret (plezier; lol; jolijt; gein; leut; keet)
le plaisir; la joie; la belle humeur; la plaisanterie; la folie; la stupidité; la blague; la rigolade; la cocasserie; le bordel; la raillerie; la gaieté; la sottise; la bouffonnerie; la satisfaction; la farce; la bêtise; l'allégresse; la réjouissance; le badinage; le cris d'allégresse -
de pret (plezier; genoegen; genot; lust; leut; jool)
-
de pret (vreugde; plezier; jolijt)