Peuple: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

peuple:
- mensen; volk; natie; staat; land; rijk
peuplé:
- bevolkt
peupler:
- bevolken; invullen
Wiktionary:
- peuple → volk, (ge)peupel
- peuple → volk, mensen, massa
- peupler → bevolken

Frans

Uitgebreide vertaling voor peuple (Frans) in het Nederlands

peuple:

peuple [le ~] zelfstandig naamwoord

le peuple (gens; personnes)
de mensen
- mensen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
le peuple (nation)
het volk; de natie
- volk [het ~] zelfstandig naamwoord
- natie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
le peuple (nation; Etat; état; royaume; empire; autorités; situation; condition; circonstance)
de staat; het land; het rijk; de natie
- staat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- land [het ~] zelfstandig naamwoord
- rijk [het ~] zelfstandig naamwoord
- natie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor peuple:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
land	Etat; autorités; circonstance; condition; empire; nation; peuple; royaume; situation; état	campagne; paysage; terre
mensen	gens; personnes; peuple
natie	Etat; autorités; circonstance; condition; empire; nation; peuple; royaume; situation; état
rijk	Etat; autorités; circonstance; condition; empire; nation; peuple; royaume; situation; état	royaume
staat	Etat; autorités; circonstance; condition; empire; nation; peuple; royaume; situation; état	circonstance; condition; disposition; ennuis; liste; position; prise de position; registre; situation; tracas; État; énumération; état
volk	nation; peuple
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
rijk		abondant; florissant; fortuné; prospère; puissant; riche; richement

Synoniemen voor "peuple":

diaspora; communauté; foule; affluence; multitude; monde; presse; assemblée; assistance; public; masse; afflux; flot; nombre; cohue; bloc; totalité; poids; assemble; nation; race; peuplade; tribu; ethnie; pays; patrie; population; groupe; horde; gens; plèbe; populace; racaille; roturier; fripouille; lie; meute; troupeau; tourbe; vulgaire; vermine; roture; vulgarité

Wiktionary: peuple

peuple

noun

multitude d’hommes qui, vivre habituellement ensemble, partagent les mêmes coutumes.
- peuple → volk; (ge)peupel

peuple

noun

een groep mensen die een aantal dingen gemeenschappelijk hebben, zoals afstamming, taal, gewoontes of overlevering
- volk → peuple

Cross Translation:

From	To	Via
• peuple	→ volk	↔ folk — inhabitants of a region
• peuple	→ volk	↔ people — a group of persons forming or belonging to a particular nation etc.
• peuple	→ mensen; volk	↔ people — a group of persons regarded as being employees etc.
• peuple	→ volk; massa	↔ people — the mass of community as distinguished from a special class
• peuple	→ volk	↔ Volk — viele gleichartige Leute
• peuple	→ volk	↔ Volk — Gruppe von Menschen mit einer gemeinsamen Kultur, Sprache und Geschichte
• peuple	→ volk	↔ Volk — Leute derselben Abstammung

peuplée:

Synoniemen voor "peuplée":

pleine; remplie; garnie; farcie; chargée; complète; débordante; bondée; saturée; occupée; repue; rassasiée; populeuse; grouillante; nombreuse; dense

peuplé:

peuplé bijvoeglijk naamwoord

peuplé (habité)
bevolkt
- bevolkt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor peuplé:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bevolkt	habité; peuplé

Synoniemen voor "peuplé":

habité; fréquenté; fourni; populeux; surpeuplé; plein; rempli; garni; farci; chargé; complet; débordant; bondé; saturé; occupé; repu; rassasié; fourmillant; grouillant; nombreux; dense

peuple vorm van peupler:

peupler werkwoord (peuple, peuples, peuplons, peuplez, peuplent, peuplais, peuplait, peuplions, peupliez, peuplaient, peuplai, peuplas, peupla, peuplâmes, peuplâtes, peuplèrent, peuplerai, peupleras, peuplera, peuplerons, peuplerez, peupleront)

peupler
bevolken
- bevolken werkwoord (bevolk, bevolkt, bevolkte, bevolkten, bevolkt)
peupler (remplir)
invullen
- invullen werkwoord (vul in, vult in, vulde in, vulden in, ingevuld)

Conjugations for peupler:

Présent

peuple
peuples
peuple
peuplons
peuplez
peuplent

imparfait

peuplais
peuplais
peuplait
peuplions
peupliez
peuplaient

passé simple

peuplai
peuplas
peupla
peuplâmes
peuplâtes
peuplèrent

futur simple

peuplerai
peupleras
peuplera
peuplerons
peuplerez
peupleront

subjonctif présent

que je peuple
que tu peuples
qu'il peuple
que nous peuplions
que vous peupliez
qu'ils peuplent

conditionnel présent

peuplerais
peuplerais
peuplerait
peuplerions
peupleriez
peupleraient

passé composé

ai peuplé
as peuplé
a peuplé
avons peuplé
avez peuplé
ont peuplé

divers

peuple!
peuplez!
peuplons!
peuplé
peuplant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor peupler:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
invullen		accomplissement; remplissage; réalisation
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bevolken	peupler
invullen	peupler; remplir	remplir

Synoniemen voor "peupler":

habiter; résider; loger; demeurer; nicher; percher; vivre; séjourner; gîter; camper; coucher; occuper; remplir; garnir; fournir; multiplier

Wiktionary: peupler

Cross Translation:

From	To	Via
• peupler	→ bevolken	↔ populate — to live in

Verwante vertalingen van peuple

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: peuple

Uitgebreide vertaling voor peuple (Frans) in het Nederlands

peuple:

peuple [le ~] zelfstandig naamwoord

le peuple (gens; personnes)

le peuple (nation)

le peuple (nation; Etat; état; royaume; empire; autorités; situation; condition; circonstance)

Vertaal Matrix voor peuple:

Synoniemen voor "peuple":

Wiktionary: peuple

peuplée:

Synoniemen voor "peuplée":

peuplé:

peuplé bijvoeglijk naamwoord

peuplé (habité)

Vertaal Matrix voor peuplé:

Synoniemen voor "peuplé":

peuple vorm van peupler:

peupler werkwoord (peuple, peuples, peuplons, peuplez, peuplent, peuplais, peuplait, peuplions, peupliez, peuplaient, peuplai, peuplas, peupla, peuplâmes, peuplâtes, peuplèrent, peuplerai, peupleras, peuplera, peuplerons, peuplerez, peupleront)

peupler

peupler (remplir)

Conjugations for peupler:

Présent

imparfait

passé simple

futur simple

subjonctif présent

conditionnel présent

passé composé

divers

Vertaal Matrix voor peupler:

Synoniemen voor "peupler":

Wiktionary: peupler

Verwante vertalingen van peuple