Frans
Uitgebreide vertaling voor joueur (Frans) in het Nederlands
joueur:
-
le joueur (joueur de dés; joueuse; spéculateur)
-
le joueur (joueur de dés)
-
le joueur (spéculateur; joueuse)
-
joueur (jovial; de façon folâtre; pétulant; enjoué; gai; folâtre; exubérant; gaiement)
-
joueur (insouciant; sans souci; tranquille; impassible; badin; tranquillement; ludique; frivole; folâtre; avec insouciance)
zorgeloos; luchthartig; gerust; onbesuisd; onbezorgd; onbekommerd-
zorgeloos bijvoeglijk naamwoord
-
luchthartig bijvoeglijk naamwoord
-
gerust bijvoeglijk naamwoord
-
onbesuisd bijvoeglijk naamwoord
-
onbezorgd bijvoeglijk naamwoord
-
onbekommerd bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor joueur:
Synoniemen voor "joueur":
Wiktionary: joueur
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van joueur
Nederlands