Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- gène:
- gêne:
- gêner:
- gêné:
-
Wiktionary:
- gêné → verlegenheid, beteuterd, bedremmeld, verlegen
- gène → gen
- gène → gen
- gêne → hinder
- gêner → belemmeren, hinderen, storen, verstoren, knellen
- gêner → ergeren, vervelen, storen, in verlegenheid brengen, verlegen maken, belemmeren
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
Frans
Uitgebreide vertaling voor gêné (Frans) in het Nederlands
gène:
Vertaal Matrix voor gène:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gen | gène |
Wiktionary: gène
gène
Cross Translation:
noun
gène
-
Unité de base de l’information biologique qui se transmet de génération en génération.
- gène → gen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gène | → gen | ↔ gene — unit of heredity |
• gène | → gen | ↔ Gen — Biologie, Vererbungslehre: Sequenz auf der DNA, die mit einer bestimmten Basenabfolge für eine Ribonukleinsäure codiert |
gêne:
-
la gêne (désagrément; inconfort; embarras; mal)
-
la gêne (nuisance; embarras)
-
la gêne (obstacle; empêchement; entrave; encombrement; obstruction)
-
la gêne (interruption; dérèglement; perturbation; dérangement; panne; coupure)
-
la gêne (timidité; réserve; embarras)
-
la gêne (embarras)
-
la gêne (dérangement; inconvénient; ennui; agacement; embarras)
-
la gêne (obstruction; empêchement; embarras; entrave)
Vertaal Matrix voor gêne:
Synoniemen voor "gêne":
gêner:
gêner werkwoord (gêne, gênes, gênons, gênez, gênent, gênais, gênait, gênions, gêniez, gênaient, gênai, gênas, gêna, gênâmes, gênâtes, gênèrent, gênerai, gêneras, gênera, gênerons, gênerez, gêneront)
-
gêner
-
gêner (bloquer; empêcher; déranger; embarrasser)
-
gêner (contrecarrer; contrarier; traverser les projets de; arrêter; stopper; empêcher; barrer; frustrer; retenir)
-
gêner (harceler; ennuyer; déranger; importuner; agacer)
-
gêner (avoir quelque chose sur le coeur; contrarier; chicaner)
-
gêner (troubler; déranger; perturber; interrompre; brouiller; irriter; fâcher; mettre en colère)
-
gêner (rendre impossible; déranger; empêcher; faire obstacle à; contrecarrer; entraver; être gênant)
-
gêner (rendre impossible; empêcher; entraver; contrecarrer; faire obstacle à)
-
gêner (faire obstruction; empêcher; incommoder; obstruer; déranger; bloquer; entraver; embarrasser; s'opposer à)
obstructie plegen-
obstructie plegen werkwoord (pleeg obstructie, pleegt obstructie, pleegde obstructie, pleegden obstructie, obstructie gepleegd)
-
Conjugations for gêner:
Présent
- gêne
- gênes
- gêne
- gênons
- gênez
- gênent
imparfait
- gênais
- gênais
- gênait
- gênions
- gêniez
- gênaient
passé simple
- gênai
- gênas
- gêna
- gênâmes
- gênâtes
- gênèrent
futur simple
- gênerai
- gêneras
- gênera
- gênerons
- gênerez
- gêneront
subjonctif présent
- que je gêne
- que tu gênes
- qu'il gêne
- que nous gênions
- que vous gêniez
- qu'ils gênent
conditionnel présent
- gênerais
- gênerais
- gênerait
- gênerions
- gêneriez
- gêneraient
passé composé
- ai gêné
- as gêné
- a gêné
- avons gêné
- avez gêné
- ont gêné
divers
- gêne!
- gênez!
- gênons!
- gêné
- gênant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor gêner:
Synoniemen voor "gêner":
Wiktionary: gêner
gêner
Cross Translation:
verb
gêner
-
Causer de la gêne
- gêner → belemmeren; hinderen; storen; verstoren
verb
-
een factor vormen die een gebeurtenis of handeling (bijna) onmogelijk maakt
-
pijnlijk drukken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gêner | → ergeren; vervelen | ↔ annoy — to disturb or irritate |
• gêner | → storen | ↔ bother — to annoy, disturb |
• gêner | → in verlegenheid brengen; verlegen maken | ↔ embarrass — to humiliate; to disrupt somebody's composure or comfort with acting publicly or freely |
• gêner | → belemmeren | ↔ behindern — stören, an etwas hindern, von etwas abhalten |
• gêner | → belemmeren | ↔ hindern — bewirken, dass das Besagte nicht geschieht |
gêné:
-
gêné (timide; farouche; embarrassé; complexé; timoré; craintif; inhibé; d'un air embarrassé)
verlegen; timide; schuchter; bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig-
verlegen bijvoeglijk naamwoord
-
timide bijvoeglijk naamwoord
-
schuchter bijvoeglijk naamwoord
-
bedeesd bijvoeglijk naamwoord
-
beschroomd bijvoeglijk naamwoord
-
bleu bijvoeglijk naamwoord
-
schroomvallig bijvoeglijk naamwoord
-
-
gêné (inconfortable)
oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk-
oncomfortabel bijvoeglijk naamwoord
-
ongemakkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
ongerieflijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
gêné (embarrassé)
-
gêné (à court d'argent)
krap bij kas-
krap bij kas bijvoeglijk naamwoord
-
-
gêné
Vertaal Matrix voor gêné:
Synoniemen voor "gêné":
Wiktionary: gêné
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gêné | → verlegenheid | ↔ embarrassed — Having a feeling of shameful discomfort |
• gêné | → beteuterd; bedremmeld; verlegen | ↔ betreten — peinlich berührt |
Computer vertaling door derden:
Verwante vertalingen van gêné
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gêné (Nederlands) in het Frans
gêne:
-
de gêne (verlegenheid; schroom; gegeneerdheid)
Vertaal Matrix voor gêne:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
embarras | gegeneerdheid; gêne; schroom; verlegenheid | bedeesdheid; beschaamdheid; drukte; ergernis; gedoe; geslotenheid; hinder; moeilijkheden; moeilijkheid; narigheid; obstructie; omhaal; ongemak; ongerief; overlast; penarie; probleem; problemen; rompslomp; schaamte; schaamtegevoel; schroom; schuwheid; sores; timiditeit; veel gedoe; verlegenheid; verstopping in het lichaam; zorgen |
gêne | gegeneerdheid; gêne; schroom; verlegenheid | bedeesdheid; belemmering; beletsel; ergernis; geslotenheid; hinder; hindernis; klip; obstakel; obstructie; ongemak; ongerief; overlast; schroom; schuwheid; storing; timiditeit; verlegenheid; verstopping in het lichaam |
Computer vertaling door derden: