Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- angoissant:
- angoisser:
-
Wiktionary:
- angoissant → griezelig
- angoisser → beangstigen
Frans
Uitgebreide vertaling voor angoissant (Frans) in het Nederlands
angoissant:
-
angoissant (terrifiant; horrifiant; épouvantable; qui donne le frisson)
angstaanjagend; beangstigend; eng-
angstaanjagend bijvoeglijk naamwoord
-
beangstigend bijvoeglijk naamwoord
-
eng bijvoeglijk naamwoord
-
-
angoissant (épouvantable; horrifiant; terrifiant; alarmant; inquiétant)
angstaanjagend; schrikwekkend; eng; griezelig; angstwekkend; schrikaanjagend; vreeswekkend; vreesaanjagend-
angstaanjagend bijvoeglijk naamwoord
-
schrikwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
eng bijvoeglijk naamwoord
-
griezelig bijvoeglijk naamwoord
-
angstwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
schrikaanjagend bijvoeglijk naamwoord
-
vreeswekkend bijvoeglijk naamwoord
-
vreesaanjagend bijvoeglijk naamwoord
-
-
angoissant (louche; sinistre; lugubre; qui donne le frisson; macabre; à faire frémir; de façon sinistre)
-
angoissant (effrayant; terrifiant; redoutable; épouvantable; horrible; effroyable; effroyablement)
angstwekkend; geducht; vervaarlijk; vreeswekkend-
angstwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
geducht bijvoeglijk naamwoord
-
vervaarlijk bijvoeglijk naamwoord
-
vreeswekkend bijvoeglijk naamwoord
-
-
angoissant (terrifiant; effrayant; dangereux; affreux; horrible; abominable; atroce; effroyable)
-
angoissant (menaçant; effrayant; horrible; précaire; terrifiant; précairement)
Vertaal Matrix voor angoissant:
Synoniemen voor "angoissant":
Wiktionary: angoissant
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• angoissant | → griezelig | ↔ creepy — producing a fearful sensation |
angoisser:
angoisser werkwoord (angoisse, angoisses, angoissons, angoissez, angoissent, angoissais, angoissait, angoissions, angoissiez, angoissaient, angoissai, angoissas, angoissa, angoissâmes, angoissâtes, angoissèrent, angoisserai, angoisseras, angoissera, angoisserons, angoisserez, angoisseront)
-
angoisser (alarmer; effrayer)
ongerust maken-
ongerust maken werkwoord (maak ongerust, maakt ongerust, maakte ongerust, maakten ongerust, ongerust gemaakt)
-
-
angoisser (faire peur à; consterner; épouvanter; faire peur; intimider; terroriser; alarmer; tyranniser)
verschrikken; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; angst aanjagen-
doen schrikken werkwoord
-
angst aanjagen werkwoord (jaag angst aan, jaagt angst aan, joeg angst aan, joegen angst aan, angst aangejaagd)
-
angoisser (alarmer; avertir; alerter; inquiéter; mettre en garde contre; effrayer)
-
angoisser (inquiéter; effrayer)
-
angoisser (intimider; terroriser; épouvanter; faire peur; tyranniser)
Conjugations for angoisser:
Présent
- angoisse
- angoisses
- angoisse
- angoissons
- angoissez
- angoissent
imparfait
- angoissais
- angoissais
- angoissait
- angoissions
- angoissiez
- angoissaient
passé simple
- angoissai
- angoissas
- angoissa
- angoissâmes
- angoissâtes
- angoissèrent
futur simple
- angoisserai
- angoisseras
- angoissera
- angoisserons
- angoisserez
- angoisseront
subjonctif présent
- que j'angoisse
- que tu angoisses
- qu'il angoisse
- que nous angoissions
- que vous angoissiez
- qu'ils angoissent
conditionnel présent
- angoisserais
- angoisserais
- angoisserait
- angoisserions
- angoisseriez
- angoisseraient
passé composé
- ai angoissé
- as angoissé
- a angoissé
- avons angoissé
- avez angoissé
- ont angoissé
divers
- angoisse!
- angoissez!
- angoissons!
- angoissé
- angoissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor angoisser:
Synoniemen voor "angoisser":
Wiktionary: angoisser
angoisser
verb
-
(overgankelijk) vrees inboezemen
Computer vertaling door derden: