Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. branchage:
  2. ébranchage:


Frans

Uitgebreide vertaling voor branchage (Frans) in het Nederlands

branchage:

branchage [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le branchage (osier; sièges; fauteuils)
    nieuwe twijgen; de knoppen; de scheuten; de uitlopers
  2. le branchage (osier)
    het rijshout
    • rijshout [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor branchage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knoppen branchage; fauteuils; osier; sièges boutons; commutateurs; interrupteurs
nieuwe twijgen branchage; fauteuils; osier; sièges
rijshout branchage; osier
scheuten branchage; fauteuils; osier; sièges boutures; crossettes; douleurs fulgurantes; plançons; élancements
uitlopers branchage; fauteuils; osier; sièges

Synoniemen voor "branchage":


ébranchage:

ébranchage [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'ébranchage (éclaircissage; décimation; élagage)
    de uitdunning

Vertaal Matrix voor ébranchage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitdunning décimation; ébranchage; éclaircissage; élagage

Synoniemen voor "ébranchage":


Computer vertaling door derden: