Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- rassembler:
-
Wiktionary:
- rassembler → afhalen, meebrengen, meenemen, vergaderen, medenemen, medebrengen, collecteren, innen, inzamelen, oogsten, plukken, rapen, verzamelen, groeperen, ophopen, opeenhopen, stapelen, opstapelen, opeenstapelen, tassen, bijeenbrengen
- rassembler → in elkaar zetten, zich verzamelen, samenkomen, opstapelen, verzamelen, bijeenkomen
Frans
Uitgebreide vertaling voor rassembler (Frans) in het Nederlands
rassembler:
rassembler werkwoord (rassemble, rassembles, rassemblons, rassemblez, rassemblent, rassemblais, rassemblait, rassemblions, rassembliez, rassemblaient, rassemblai, rassemblas, rassembla, rassemblâmes, rassemblâtes, rassemblèrent, rassemblerai, rassembleras, rassemblera, rassemblerons, rassemblerez, rassembleront)
-
rassembler (ramasser; grouper; assembler; assortir; amasser)
-
rassembler (ramasser; amasser)
-
rassembler (accumuler; collectionner; économiser; épargner; faire des économies; cumuler; amasser; mettre de côté; recueillir; assembler)
-
rassembler (réunir; concentrer; unir)
samenbrengen; concentreren; bijeenbrengen; bij elkaar brengen-
bijeenbrengen werkwoord (breng bijeen, brengt bijeen, bracht bijeen, brachten bijeen, bijeengebracht)
-
bij elkaar brengen werkwoord (breng bij elkaar, brengt bij elkaar, bracht bij elkaar, brachten bij elkaar, bij elkaar gebracht)
-
rassembler (réunir; assembler)
-
rassembler (ramasser; collectionner; cueillir; épargner; économiser; recueillir; conserver; amasser; faire des économies)
-
rassembler (réunir autour; ranger)
-
rassembler (convoquer)
-
rassembler (convoquer)
-
rassembler (collecter)
bijeen dragen-
bijeen dragen werkwoord
-
Conjugations for rassembler:
Présent
- rassemble
- rassembles
- rassemble
- rassemblons
- rassemblez
- rassemblent
imparfait
- rassemblais
- rassemblais
- rassemblait
- rassemblions
- rassembliez
- rassemblaient
passé simple
- rassemblai
- rassemblas
- rassembla
- rassemblâmes
- rassemblâtes
- rassemblèrent
futur simple
- rassemblerai
- rassembleras
- rassemblera
- rassemblerons
- rassemblerez
- rassembleront
subjonctif présent
- que je rassemble
- que tu rassembles
- qu'il rassemble
- que nous rassemblions
- que vous rassembliez
- qu'ils rassemblent
conditionnel présent
- rassemblerais
- rassemblerais
- rassemblerait
- rassemblerions
- rassembleriez
- rassembleraient
passé composé
- ai rassemblé
- as rassemblé
- a rassemblé
- avons rassemblé
- avez rassemblé
- ont rassemblé
divers
- rassemble!
- rassemblez!
- rassemblons!
- rassemblé
- rassemblant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor rassembler:
Synoniemen voor "rassembler":
Wiktionary: rassembler
rassembler
Cross Translation:
verb
rassembler
-
assembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
- rassembler → afhalen; meebrengen; meenemen; vergaderen; medenemen; medebrengen; collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen; groeperen; ophopen; opeenhopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen
verb
-
bij elkaar brengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rassembler | → in elkaar zetten | ↔ assemble — to put together |
• rassembler | → zich verzamelen; samenkomen | ↔ assemble — to gather as a group |
• rassembler | → opstapelen; verzamelen | ↔ collect — to gather together |
• rassembler | → verzamelen; bijeenkomen | ↔ gather — to bring together; to collect |