Lot: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

lot:
- gebouw; bouwwerk; pand; partij; bepaalde hoeveelheid; bundel; gebied; perceel; kavel; terrein; bouwterrein; batch
îlot:
- eiland
Wiktionary:
- lot → lot, klont

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

lot:
- destination; but du voyage; billet de loterie
Wiktionary:
- lot → destination, destinée, fatalité, fortune
- lot → fournée, lot, destinée, destin, sort, billet de loterie

Frans

Uitgebreide vertaling voor lot (Frans) in het Nederlands

lot:

lot [le ~] zelfstandig naamwoord

le lot (bâtiment; immeuble; construction; édifice; bâtisse; maison; parcelle; monument; terrain vague; lotissement; terrain à bâtir; parcelle de terrain)
het gebouw; het bouwwerk; het pand
- gebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
- bouwwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
- pand [het ~] zelfstandig naamwoord
le lot
de partij; bepaalde hoeveelheid
- partij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bepaalde hoeveelheid [znw.] zelfstandig naamwoord
le lot
bundel
- bundel
le lot
partij
- partij
le lot (domaine; parcelle de terrain; parcelle; terrain; lotissement; terrain à bâtir)
het gebied; het perceel; de kavel; het terrein; het bouwterrein
- gebied [het ~] zelfstandig naamwoord
- perceel [het ~] zelfstandig naamwoord
- kavel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- terrein [het ~] zelfstandig naamwoord
- bouwterrein [het ~] zelfstandig naamwoord
le lot (traitement)
de batch
- batch [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lot:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
batch	lot; traitement
bepaalde hoeveelheid	lot
bouwterrein	domaine; lot; lotissement; parcelle; parcelle de terrain; terrain; terrain à bâtir	chantier; terrain à bâtir
bouwwerk	bâtiment; bâtisse; construction; immeuble; lot; lotissement; maison; monument; parcelle; parcelle de terrain; terrain vague; terrain à bâtir; édifice
bundel		botte; collection de poésie; faisceau; gerbe; recueil de poèmes
gebied	domaine; lot; lotissement; parcelle; parcelle de terrain; terrain; terrain à bâtir	arrondissement; circonscription; contrée; district; domaine; département; emplacement; emplacement de navigation; province; région; secteur; section; terrain; territoire; territoire national; zone; étendue
gebouw	bâtiment; bâtisse; construction; immeuble; lot; lotissement; maison; monument; parcelle; parcelle de terrain; terrain vague; terrain à bâtir; édifice	bâtiment; immeuble; édifice
kavel	domaine; lot; lotissement; parcelle; parcelle de terrain; terrain; terrain à bâtir
pand	bâtiment; bâtisse; construction; immeuble; lot; lotissement; maison; monument; parcelle; parcelle de terrain; terrain vague; terrain à bâtir; édifice	bâtiment; caution; garant; immeuble; maison; édifice
partij	lot	cercle; compétition; concours; course; faction; fête; gang; groupe; jeu; match; match de football; parti politique; partie; quantité; rencontre; soirée; sphère; équipe
perceel	domaine; lot; lotissement; parcelle; parcelle de terrain; terrain; terrain à bâtir	immeuble; maison; parcelle
terrein	domaine; lot; lotissement; parcelle; parcelle de terrain; terrain; terrain à bâtir	arrondissement; champ; circonscription; contrée; domaine; emplacement; enclos; jardin; jardin familial; jardin ouvrier; province; rayon; région; secteur; section; site; terrain; territoire; zone
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bundel	lot	offre groupée
partij	lot

Synoniemen voor "lot":

accessit; nomination; récompense; distinction; prix; assortiment; assemblage; association; ensemble; jeu; série; choix; enclave; parcelle; lopin; coin; part; sort; portion; quotité; contingent; morceau; tranche; fraction; prorata

Wiktionary: lot

Cross Translation:

From	To	Via
• lot	→ lot	↔ batch — quantity of anything produced in one operation
• lot	→ klont	↔ lump — group, set, or unit

îlot:

îlot [le ~] zelfstandig naamwoord

l'îlot (île)
het eiland
- eiland [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor îlot:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eiland	île; îlot	île

Synoniemen voor "îlot":

île; atoll; archipel; amas; javeau; pâté; tâche; terrine

Verwante vertalingen van lot

gros lot

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lot (Nederlands) in het Frans

lot:

lot [de ~] zelfstandig naamwoord

de lot (lotsbestemming)
la destination; le but du voyage
- destination [la ~] zelfstandig naamwoord
- but du voyage [le ~] zelfstandig naamwoord
de lot (loterijlot)
le billet de loterie
- billet de loterie [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lot:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
billet de loterie	lot; loterijlot	loterijbriefje
but du voyage	lot; lotsbestemming	bestemming; reisdoel
destination	lot; lotsbestemming	bestemming; doel; doel-; doeleinde; doelvoorziening; eindpunt; intentie; inzet; moedwil; reisbestemming; reisdoel; streven; voornemen

Verwante woorden van "lot":

loten, lotje

Wiktionary: lot

lot

noun

emploi auquel une personne ou une chose devoir affecter ou usage qu’on en peut faire.
- destination → bestemming; lotsbestemming; lot; voorland
destin particulier d’une personne ou d’une chose.
- destinée → fortuin; lot; levenslot; bestemming; lotsbestemming; voorland
destinée inévitable.
- fatalité → lot; noodlot
hasard, chance.
- fortune → geluk; fortuin; fortuinlijkheid; lot; levenslot; rijkdom

Cross Translation:

From	To	Via
• lot	→ fournée	↔ batch — quantity of baked goods made at one time
• lot	→ lot	↔ batch — quantity of anything produced in one operation
• lot	→ destinée; destin	↔ destiny — predetermined condition; fate; fixed order of things
• lot	→ sort; destinée; destin	↔ fate — that which predetermines events
• lot	→ destinée; destin	↔ fate — destiny
• lot	→ destin	↔ fortune — destiny
• lot	→ billet de loterie	↔ lottery ticket — slip of paper drawn in a lottery
• lot	→ destin	↔ Schicksal — kein Plural: die höhere Macht, welche die Zukunft der/eines Menschen beliebig beeinflusst und lenkt

Verwante vertalingen van lot

ongelukkig lot

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: lot

Uitgebreide vertaling voor lot (Frans) in het Nederlands

lot:

lot [le ~] zelfstandig naamwoord

le lot (bâtiment; immeuble; construction; édifice; bâtisse; maison; parcelle; monument; terrain vague; lotissement; terrain à bâtir; parcelle de terrain)

le lot

le lot

le lot

le lot (domaine; parcelle de terrain; parcelle; terrain; lotissement; terrain à bâtir)

le lot (traitement)

Vertaal Matrix voor lot:

Synoniemen voor "lot":

Wiktionary: lot

îlot:

îlot [le ~] zelfstandig naamwoord

l'îlot (île)

Vertaal Matrix voor îlot:

Synoniemen voor "îlot":

Verwante vertalingen van lot

Uitgebreide vertaling voor lot (Nederlands) in het Frans

lot:

lot [de ~] zelfstandig naamwoord

de lot (lotsbestemming)

de lot (loterijlot)

Vertaal Matrix voor lot:

Verwante woorden van "lot":

Wiktionary: lot

Verwante vertalingen van lot