Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- embrouillé:
- embrouiller:
-
Wiktionary:
- embrouillé → verwarrend
- embrouille → verwikkeling, warboel, warnet, warwinkel
Frans
Uitgebreide vertaling voor embrouillé (Frans) in het Nederlands
embrouille:
Synoniemen voor "embrouille":
Wiktionary: embrouille
embrouille
noun
-
Situation embrouillée
- embrouille → verwikkeling; warboel; warnet; warwinkel
embrouillé:
-
embrouillé (emmêlé; confus; bouleversé; confondu; brouillon)
verward; in de war; ondersteboven; geestelijk verward-
verward bijvoeglijk naamwoord
-
in de war bijvoeglijk naamwoord
-
ondersteboven bijvoeglijk naamwoord
-
geestelijk verward bijvoeglijk naamwoord
-
-
embrouillé (compliqué; complexe; sophistiqué; confus; obscur; brouillon)
ingewikkeld; complex; gecompliceerd-
ingewikkeld bijvoeglijk naamwoord
-
complex bijvoeglijk naamwoord
-
gecompliceerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
embrouillé (confus)
-
embrouillé (confus)
door elkaar heen-
door elkaar heen bijvoeglijk naamwoord
-
-
embrouillé (diffus)
-
embrouillé (bouleversé; confondu; confus; sens dessus dessous; renversé; obscur; compliqué; complexe; brouillon; sophistiqué; diffus; à l'envers; emmêlé)
verward; ondersteboven; onthutst; in de war; geestelijk verward-
verward bijvoeglijk naamwoord
-
ondersteboven bijvoeglijk naamwoord
-
onthutst bijvoeglijk naamwoord
-
in de war bijvoeglijk naamwoord
-
geestelijk verward bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor embrouillé:
Synoniemen voor "embrouillé":
Wiktionary: embrouillé
embrouillé
-
-
- embrouillé → verwarrend
embrouiller:
embrouiller werkwoord (embrouille, embrouilles, embrouillons, embrouillez, embrouillent, embrouillais, embrouillait, embrouillions, embrouilliez, embrouillaient, embrouillai, embrouillas, embrouilla, embrouillâmes, embrouillâtes, embrouillèrent, embrouillerai, embrouilleras, embrouillera, embrouillerons, embrouillerez, embrouilleront)
-
embrouiller (cochonner)
Conjugations for embrouiller:
Présent
- embrouille
- embrouilles
- embrouille
- embrouillons
- embrouillez
- embrouillent
imparfait
- embrouillais
- embrouillais
- embrouillait
- embrouillions
- embrouilliez
- embrouillaient
passé simple
- embrouillai
- embrouillas
- embrouilla
- embrouillâmes
- embrouillâtes
- embrouillèrent
futur simple
- embrouillerai
- embrouilleras
- embrouillera
- embrouillerons
- embrouillerez
- embrouilleront
subjonctif présent
- que j'embrouille
- que tu embrouilles
- qu'il embrouille
- que nous embrouillions
- que vous embrouilliez
- qu'ils embrouillent
conditionnel présent
- embrouillerais
- embrouillerais
- embrouillerait
- embrouillerions
- embrouilleriez
- embrouilleraient
passé composé
- ai embrouillé
- as embrouillé
- a embrouillé
- avons embrouillé
- avez embrouillé
- ont embrouillé
divers
- embrouille!
- embrouillez!
- embrouillons!
- embrouillé
- embrouillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor embrouiller:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
haspelen | cochonner; embrouiller | bobiner; renvider |
tot een warboel maken | cochonner; embrouiller | |
verwarren | cochonner; embrouiller | déconcerter; dérouter |