Frans
Uitgebreide vertaling voor prendre plaisir à (Frans) in het Nederlands
prendre plaisir à: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- prendre: nemen; meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen; pakken; vangen; grijpen; vatten; klauwen; verstrikken; gebruiken; hanteren; gebruik maken van; bezigen; ontvangen; in ontvangst nemen; beginnen; starten; aanvangen; van start gaan; ophalen; oppikken; afhalen en meenemen; vastklampen; aanklampen; kopen; verwerven; eigen maken; opnemen; absorberen; opslorpen; opslurpen; kiezen; uitzoeken; selecteren; uitkiezen; schiften; uitpikken; ziften; selectie toepassen; ondernemen; stelen; aangaan; plunderen; kapen; vervreemden; toeëigenen; verduisteren; inpikken; roven; ontfutselen; ontvreemden; benemen; verdonkeren; gappen; wegpakken; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegpikken; leegstelen; oprapen; opsnappen; veroveren; bezetten; ontoegankelijk maken; pikken; vastpakken; jatten; graaien; vastgrijpen; vastnemen; beetnemen; grissen; wegkapen; beetpakken; snaaien; beetgrijpen; aanhouden; oppakken; binden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; kluisteren; ketenen; buitmaken; aannemen; aanpakken; accepteren; ingrijpen; aanvaarden; zich bedienen; toetasten; toegrijpen; cadeau aannemen; verkrijgen; te pakken krijgen; iets bemachtigen; bevangen; beschuldigen; boeien; laken; intrigeren; fascineren; kwalijk nemen; iets halen; aanwrijven; blameren; nadragen; voor de voeten gooien; iemand iets verwijten; iemand iets aanrekenen; werven; aanwerven; ontnemen; rekruteren; te kort doen; beroven van; depriveren
- plaisir: lol; gein; plezier; genoegen; aardigheid; zin; interesse; belangstelling; animo; fascinatie; geboeidheid; keet; jolijt; genieten; geneugte; genot; lust; pret; leut; jool; vermaak; amusement; vertier; verstrooiing; vermakelijkheid; pretmakerij; tevredenheid; content; vreugde; vrolijkheid; blijheid; opgewektheid; blijmoedigheid; netheid; drift; properheid; ordelijkheid; welgevallen; seksuele begeerte; opgeruimdheid; keurigheid; smetteloosheid; onberispelijkheid
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
Wiktionary: prendre plaisir à
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• prendre plaisir à | → bevallen; behagen | ↔ delight — to give pleasure to |