Frans

Uitgebreide synoniemen voor écorce in het Frans

écorce:

écorce [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'écorce
    le liège; le bouchon; l'écorce
    • liège [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bouchon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • écorce [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'écorce
    l'écorce; l'écale
    • écorce [la ~] zelfstandig naamwoord
    • écale [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. l'écorce
    l'écorce
    • écorce [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. l'écorce
    l'écorce; la petite croûte
  5. l'écorce
    la peau; la pelure; l'écorce; la cosse; la gousse
    • peau [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pelure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • écorce [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cosse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gousse [la ~] zelfstandig naamwoord
  6. l'écorce
    la croûte; l'escarre; l'écorce
    • croûte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • escarre [la ~] zelfstandig naamwoord
    • écorce [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. l'écorce
    la coquille; la coque; la couche; la bogue; la peau; l'enveloppe; l'écorce; la carapace
    • coquille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • coque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • couche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bogue [la ~] zelfstandig naamwoord
    • peau [la ~] zelfstandig naamwoord
    • enveloppe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • écorce [la ~] zelfstandig naamwoord
    • carapace [la ~] zelfstandig naamwoord
  8. l'écorce
    la peau; la couche; l'écorce; l'enveloppement
    • peau [la ~] zelfstandig naamwoord
    • couche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • écorce [la ~] zelfstandig naamwoord
    • enveloppement [la ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "écorce":


Verwante synoniemen voor écorce