Home ->Woordenboeken ->Frans/Spaans ->Vertaal vente

Vertaal vente van Frans naar Spaans

Overzicht

Frans naar Spaans: Meer gegevens...

vente:
- volumen de ventas; venta; volumen de negocios; vender
venter:
- revoletear; revolear; ondear
Wiktionary:
- vente → venta
- vente → venta

Frans

Uitgebreide vertaling voor vente (Frans) in het Spaans

vente:

vente [la ~] zelfstandig naamwoord

la vente (volume des affaires; chiffre d'affaires)
el volumen de ventas; la venta; el volumen de negocios
- volumen de ventas [el ~] zelfstandig naamwoord
- venta [la ~] zelfstandig naamwoord
- volumen de negocios [el ~] zelfstandig naamwoord
la vente
el vender
- vender [el ~] zelfstandig naamwoord
la vente
la venta
- venta [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vente:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vender	vente
venta	chiffre d'affaires; vente; volume des affaires	auberge; bar; bistro; bistrot; brasserie; buffet; buvette; café; café en plein air; coffeeshops; débit de boissons; salon de thé; taverne; zinc
volumen de negocios	chiffre d'affaires; vente; volume des affaires
volumen de ventas	chiffre d'affaires; vente; volume des affaires	chiffre d'affaires
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vender		négocier; se défaire de; traiter; vender; vendre

Synoniemen voor "vente":

adjudication; attribution; braderie; foire; kermesse; liquidation; marché; soldes; cession; abandon; commercialisation; mercatique; exploitation; distribution; enchère; criée; licitation; encan; saisie; faillite; suppression; porte-à-porte; colportage; chine; démarchage; placage; revente; rétrocession; débit; placement; solde; écoulement; commerce

Wiktionary: vente

vente

noun

Contrat par lequel une chose est aliénée moyennant un prix donné.
- vente → venta

Cross Translation:

From	To	Via
• vente	→ venta	↔ Verkauf — der Akt des Verkaufens (Betonung 1)
• vente	→ venta	↔ sale — exchange of goods or services for currency or credit

vente vorm van venter:

venter werkwoord (vente, ventes, ventons, ventez, ventent, ventais, ventait, ventions, ventiez, ventaient, ventai, ventas, venta, ventâmes, ventâtes, ventèrent, venterai, venteras, ventera, venterons, venterez, venteront)

venter (flotter au vent; voltiger; voler; voleter; s'envoler; faire du vent)
revoletear; revolear; ondear
- revoletear werkwoord
- revolear werkwoord
- ondear werkwoord

Conjugations for venter:

Présent

vente
ventes
vente
ventons
ventez
ventent

imparfait

ventais
ventais
ventait
ventions
ventiez
ventaient

passé simple

ventai
ventas
venta
ventâmes
ventâtes
ventèrent

futur simple

venterai
venteras
ventera
venterons
venterez
venteront

subjonctif présent

que je vente
que tu ventes
qu'il vente
que nous ventions
que vous ventiez
qu'ils ventent

conditionnel présent

venterais
venterais
venterait
venterions
venteriez
venteraient

passé composé

ai venté
as venté
a venté
avons venté
avez venté
ont venté

divers

vente!
ventez!
ventons!
venté
ventant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor venter:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ondear	faire du vent; flotter au vent; s'envoler; venter; voler; voleter; voltiger	balancer; chanceler; faire au revoir de la main; gicler; ondoyer; onduler; osciller; ruisseler; saluer; se balancer; secouer; tituber; vaciller; être bercé; être houleux
revolear	faire du vent; flotter au vent; s'envoler; venter; voler; voleter; voltiger
revoletear	faire du vent; flotter au vent; s'envoler; venter; voler; voleter; voltiger

Verwante vertalingen van vente