Frans
Uitgebreide vertaling voor ruisseler (Frans) in het Spaans
ruisseler:
ruisseler werkwoord (ruisselle, ruisselles, ruisselons, ruisselez, ruissellent, ruisselais, ruisselait, ruisselions, ruisseliez, ruisselaient, ruisselai, ruisselas, ruissela, ruisselâmes, ruisselâtes, ruisselèrent, ruissellerai, ruisselleras, ruissellera, ruissellerons, ruissellerez, ruisselleront)
-
ruisseler (couler; dégoutter; suinter; dégouliner; goutter; s'égoutter)
correr; verter; gotear; chorrear; filtrar; salirse; divulgarse; gota a gota-
correr werkwoord
-
verter werkwoord
-
gotear werkwoord
-
chorrear werkwoord
-
filtrar werkwoord
-
salirse werkwoord
-
divulgarse werkwoord
-
gota a gota werkwoord
-
-
ruisseler (s'écouler; couler)
derramarse-
derramarse werkwoord
-
-
ruisseler (onduler; gicler; ondoyer)
ondear; rizar; ondularse; borbotear por; borbotear de-
ondear werkwoord
-
rizar werkwoord
-
ondularse werkwoord
-
borbotear por werkwoord
-
borbotear de werkwoord
-
-
ruisseler (couler; s'écouler)
fluir; chorrear; salir a borbotones; salir a raudales-
fluir werkwoord
-
chorrear werkwoord
-
salir a borbotones werkwoord
-
salir a raudales werkwoord
-
-
ruisseler (couler; s'écouler)
-
ruisseler (dégoutter; goutter; suinter; transpirer; dégouliner; s'égoutter)
-
ruisseler (suinter; dégoutter; dégouliner)
Conjugations for ruisseler:
Présent
- ruisselle
- ruisselles
- ruisselle
- ruisselons
- ruisselez
- ruissellent
imparfait
- ruisselais
- ruisselais
- ruisselait
- ruisselions
- ruisseliez
- ruisselaient
passé simple
- ruisselai
- ruisselas
- ruissela
- ruisselâmes
- ruisselâtes
- ruisselèrent
futur simple
- ruissellerai
- ruisselleras
- ruissellera
- ruissellerons
- ruissellerez
- ruisselleront
subjonctif présent
- que je ruisselle
- que tu ruisselles
- qu'il ruisselle
- que nous ruisselions
- que vous ruisseliez
- qu'ils ruissellent
conditionnel présent
- ruissellerais
- ruissellerais
- ruissellerait
- ruissellerions
- ruisselleriez
- ruisselleraient
passé composé
- ai ruisselé
- as ruisselé
- a ruisselé
- avons ruisselé
- avez ruisselé
- ont ruisselé
divers
- ruisselle!
- ruisselez!
- ruisselons!
- ruisselé
- ruisselant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor ruisseler:
Synoniemen voor "ruisseler":
Computer vertaling door derden: