Intérieur in het Spaans vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Spaans: Meer gegevens...

intérieur:
- interior; parte de dentro; lado interior; parte interior; psique; psiquis; medio; centro; núcleo; punto medio
- dentro; interior; interno; internamente; nacional; indígena; nativo; autóctono; del país; original de
Wiktionary:
- intérieur → interior, interno
- intérieur → interior, adentro

Frans

Uitgebreide vertaling voor intérieur (Frans) in het Spaans

intérieur:

intérieur [le ~] zelfstandig naamwoord

l'intérieur
el interior; la parte de dentro
- interior [el ~] zelfstandig naamwoord
- parte de dentro [la ~] zelfstandig naamwoord
l'intérieur (côté intérieur; dedans)
el interior; el lado interior; la parte de dentro; la parte interior
- interior [el ~] zelfstandig naamwoord
- lado interior [el ~] zelfstandig naamwoord
- parte de dentro [la ~] zelfstandig naamwoord
- parte interior [la ~] zelfstandig naamwoord
l'intérieur (psyché; entrailles; dedans)
la psique; la parte de dentro; la psiquis; la parte interior; el lado interior
- psique [la ~] zelfstandig naamwoord
- parte de dentro [la ~] zelfstandig naamwoord
- psiquis [la ~] zelfstandig naamwoord
- parte interior [la ~] zelfstandig naamwoord
- lado interior [el ~] zelfstandig naamwoord
l'intérieur (central; pivot; quintessence; celui du milieu; celui du centre)
el medio; el centro; el núcleo; el interior; el punto medio; la parte interior
- medio [el ~] zelfstandig naamwoord
- centro [el ~] zelfstandig naamwoord
- núcleo [el ~] zelfstandig naamwoord
- interior [el ~] zelfstandig naamwoord
- punto medio [el ~] zelfstandig naamwoord
- parte interior [la ~] zelfstandig naamwoord

intérieur bijvoeglijk naamwoord

intérieur (à l'intérieur; en dedans; dedans; du côté intérieur; interne; intérieurement)
dentro
- dentro bijvoeglijk naamwoord
intérieur (interne; à l'intérieur)
interior
- interior bijvoeglijk naamwoord
intérieur (interne)
interior; interno; internamente
- interior bijvoeglijk naamwoord
- interno bijvoeglijk naamwoord
- internamente bijwoord
intérieur (interne; intérieurement; à l'intérieur)
interno; interior
- interno bijvoeglijk naamwoord
- interior bijvoeglijk naamwoord
intérieur (du pays)
nacional; indígena; nativo; autóctono; del país; original de
- nacional bijvoeglijk naamwoord
- indígena bijvoeglijk naamwoord
- nativo bijvoeglijk naamwoord
- autóctono bijvoeglijk naamwoord
- del país bijvoeglijk naamwoord
- original de bijvoeglijk naamwoord
intérieur (national)
nacional; indígena
- nacional bijvoeglijk naamwoord
- indígena bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor intérieur:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
autóctono		aborigène; autochtone; indigène
centro	celui du centre; celui du milieu; central; intérieur; pivot; quintessence	bastion; centre; clinique psychiatrique; coeur; essence; forteresse; maison de fous; milieu; point central; pompe; rempart
indígena		aborigène; autochtone; indigène; innée; naturel
interior	celui du centre; celui du milieu; central; côté intérieur; dedans; intérieur; pivot; quintessence	arrière-pays
interno		détenu; habitant; habitante; interné; locataire; prisonnier; résidante; résident
lado interior	côté intérieur; dedans; entrailles; intérieur; psyché
medio	celui du centre; celui du milieu; central; intérieur; pivot; quintessence	hanche; média; taille
nativo		aborigène; autochtone; indigène; naturel; première habitant
núcleo	celui du centre; celui du milieu; central; intérieur; pivot; quintessence	centre; coeur; essence; milieu; noyau; point central
parte de dentro	côté intérieur; dedans; entrailles; intérieur; psyché
parte interior	celui du centre; celui du milieu; central; côté intérieur; dedans; entrailles; intérieur; pivot; psyché; quintessence
psique	dedans; entrailles; intérieur; psyché
psiquis	dedans; entrailles; intérieur; psyché
punto medio	celui du centre; celui du milieu; central; intérieur; pivot; quintessence	milieu; valeur médiane
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
interno	interne; intérieur; intérieurement; à l'intérieur	(en) interne; en entreprise; habitant; interne; résidant; spirituel
nacional	du pays; intérieur; national	aborigène; autochtone; campagnard; champêtre; de façon rustique; de la patrie; du pays; effronté; effrontément; en rustre; grossier; grossièrement; impertinemment; impertinent; impudemment; impudent; indigène; insolemment; insolent; local; national; naturel; originaire; présomptueux; prétentieusement; prétentieux; rural; rustaud; rustique; rustre; sans façons; sans gêne; sans se gêner; sans vergogne; villageois; à la paysanne
nativo	du pays; intérieur	aborigène; autochtone; congénital; de la patrie; du pays; indigène; inné; local; natif; national; naturel; originaire
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
internamente	interne; intérieur	(en) interne; en dedans; en entreprise; spirituel; vers l'intérieur; à l'intérieur
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
autóctono	du pays; intérieur	aborigène; autochtone; congénital; du pays; indigène; inné; local; national; naturel; originaire
del país	du pays; intérieur	aborigène; autochtone; du pays; indigène; local; national; naturel; originaire
dentro	dedans; du côté intérieur; en dedans; interne; intérieur; intérieurement; à l'intérieur	au-dedans; dans ceci; dedans; en cela; là-dedans; y; à l'intérieur
indígena	du pays; intérieur; national	aborigène; autochtone; congénital; du pays; indigène; inné; local; national; naturel; originaire
interior	interne; intérieur; intérieurement; à l'intérieur	aborigène; autochtone; du pays; indigène; local; national; naturel; originaire; spirituel
medio		demi; en moyenne; le plus fréquent; modéré; moyen; moyenne; médiocre
original de	du pays; intérieur	aborigène; autochtone; congénital; du pays; indigène; inné; local; national; naturel; originaire

Synoniemen voor "intérieur":

interne; contenu; civil; privé; intime; secret; maison; logement; foyer; appartement; domestique; dedans; pensionnaire; intestin; viscère; entrailles; boyau; côlon; duodénum; jéjunum; cæcum; rectum; personnel; profond; caché; familier; particulier; intrinsèque; essentiel; inhérent

Wiktionary: intérieur

intérieur

adjective

Qui est au dedans ; qui est relatif au dedans.
- intérieur → interior; interno

Cross Translation:

From	To	Via
• intérieur	→ interior	↔ inside — interior or inner part
• intérieur	→ interior	↔ interior — the inside of an enclosed structure
• intérieur	→ adentro	↔ inward — toward the inside
• intérieur	→ interior	↔ inward — on inside

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van intérieur

Remove Ads

Vertaal intérieur van Frans naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor intérieur (Frans) in het Spaans

intérieur:

intérieur [le ~] zelfstandig naamwoord

l'intérieur

l'intérieur (côté intérieur; dedans)

l'intérieur (psyché; entrailles; dedans)

l'intérieur (central; pivot; quintessence; celui du milieu; celui du centre)

intérieur bijvoeglijk naamwoord

intérieur (à l'intérieur; en dedans; dedans; du côté intérieur; interne; intérieurement)

intérieur (interne; à l'intérieur)

intérieur (interne)

intérieur (interne; intérieurement; à l'intérieur)

intérieur (du pays)

intérieur (national)

Vertaal Matrix voor intérieur:

Synoniemen voor "intérieur":

Wiktionary: intérieur

Verwante vertalingen van intérieur