Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
-
fin:
- fin; finalización; final; término; clausura; conclusión; desenlace; enlazo; punto final; cinta de llegada; afinado; llegada; marca; acabado; terminación; barniz; línea de llegada; pieza final; contemplación final; cerradura; extremo; cabo; punta; extremidad
- fin
- sutil; bueno; agradable; delicioso; delicado; delgado; tierno; fino; esbelto; de constitución fina; poco espeso; flaco; frágil; ligero de postura; magro; delgaducho; mañoso; cortante; hermoso; listo; perito; ingenioso; talentoso; habilidoso; bonito; claro; preciso; apretado; ducho; acre; sagaz; versado; rácano; bello; agudo; atractivo; áspero; inteligente; oportuno; penoso; doloroso; ajustado; puntiagudo; punzante; buen mozo; de buen ver; sensible; afilado; arriesgado; cuco; furtivo; falso; ciego; astuto; hábil; sofisticado; espabilado; ladino; deslizante; avispado; calculador; cazurro; bien calculado; pronto a la réplica; vivo; aprovechado; zorro; despierto; diestro; vivaracho; agraviante; hiriente; ofensivo; vejatorio; insultante; lacerante; brusco; mordaz; agresivo; despabilado; peligroso; precisamente; descansado; taimado; amada; elegante; gracioso; sutilmente; querido; dulce; ameno; agraciado; airoso; finamente; delicadamente; decorativo; con gracia
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor fin (Frans) in het Spaans
fin:
-
la fin (achèvement; clôture; cessation)
-
la fin (dénouement; issue; conclusion; résultat)
-
la fin (finale; bout)
-
la fin (ligne d'arrivée; arrivée; finish)
el punto final; la cinta de llegada; el fin; el afinado; la llegada; la marca; el acabado; el final; la terminación; el barniz; la línea de llegada -
la fin (finale; final)
-
la fin (considération finale; conclusion; clôture; finale; bilan; achèvement)
la conclusión; el fin; el desenlace; la finalización; la contemplación final; el final; la cerradura; la terminación -
la fin (bout; extrémité; fin d'année)
-
la fin (action d'arrêter; terminaison; achèvement)
-
fin (subtil; délicat)
-
fin (de taille fine; frêle; mince; gracile; svelte; maigrichon; fragile; maigre; finement; tendre)
delgado; tierno; delicado; fino; esbelto; de constitución fina; poco espeso; flaco; frágil; ligero de postura; magro; delgaducho-
delgado bijvoeglijk naamwoord
-
tierno bijvoeglijk naamwoord
-
delicado bijvoeglijk naamwoord
-
fino bijvoeglijk naamwoord
-
esbelto bijvoeglijk naamwoord
-
de constitución fina bijvoeglijk naamwoord
-
poco espeso bijvoeglijk naamwoord
-
flaco bijvoeglijk naamwoord
-
frágil bijvoeglijk naamwoord
-
ligero de postura bijvoeglijk naamwoord
-
magro bijvoeglijk naamwoord
-
delgaducho bijvoeglijk naamwoord
-
-
fin (intelligent; clairvoyant; sagace; finement)
mañoso; cortante; hermoso; listo; perito; ingenioso; talentoso; habilidoso; bonito; claro; preciso; apretado; ducho; acre; sagaz; versado; rácano; bello; agudo; atractivo; áspero; inteligente; oportuno; penoso; doloroso; ajustado; puntiagudo; punzante; buen mozo; de buen ver-
mañoso bijvoeglijk naamwoord
-
cortante bijvoeglijk naamwoord
-
hermoso bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
perito bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
talentoso bijvoeglijk naamwoord
-
habilidoso bijvoeglijk naamwoord
-
bonito bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
preciso bijvoeglijk naamwoord
-
apretado bijvoeglijk naamwoord
-
ducho bijvoeglijk naamwoord
-
acre bijvoeglijk naamwoord
-
sagaz bijvoeglijk naamwoord
-
versado bijvoeglijk naamwoord
-
rácano bijvoeglijk naamwoord
-
bello bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
atractivo bijvoeglijk naamwoord
-
áspero bijvoeglijk naamwoord
-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
oportuno bijvoeglijk naamwoord
-
penoso bijvoeglijk naamwoord
-
doloroso bijvoeglijk naamwoord
-
ajustado bijvoeglijk naamwoord
-
puntiagudo bijvoeglijk naamwoord
-
punzante bijvoeglijk naamwoord
-
buen mozo bijvoeglijk naamwoord
-
de buen ver bijvoeglijk naamwoord
-
-
fin (sensible; tendre; exquis; subtil; délicat; plein de délicatesse)
-
fin (rusé; malin; raffiné; aiguisé; malicieux; taillé; perfide)
listo; afilado; mañoso; arriesgado; cuco; furtivo; falso; ciego; astuto; hábil; ingenioso; sofisticado; espabilado; ladino; deslizante; avispado; calculador; cazurro; habilidoso; bien calculado-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
mañoso bijvoeglijk naamwoord
-
arriesgado bijvoeglijk naamwoord
-
cuco bijvoeglijk naamwoord
-
furtivo bijvoeglijk naamwoord
-
falso bijvoeglijk naamwoord
-
ciego bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
hábil bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
sofisticado bijvoeglijk naamwoord
-
espabilado bijvoeglijk naamwoord
-
ladino bijvoeglijk naamwoord
-
deslizante bijvoeglijk naamwoord
-
avispado bijvoeglijk naamwoord
-
calculador bijvoeglijk naamwoord
-
cazurro bijvoeglijk naamwoord
-
habilidoso bijvoeglijk naamwoord
-
bien calculado bijvoeglijk naamwoord
-
-
fin (au fait; prompt à la riposte; vif; malin; débrouillard; intelligent; à propos; sagace; adroit; tranchant; astucieusement; futé; judicieux; vive; habile; éveillé; avec ruse; alerte; rusé; astucieux; avisé; prompt; ingénieux; dégourdi; intelligemment; promptement; ingénieusement)
inteligente; pronto a la réplica; listo; avispado; vivo; oportuno; aprovechado; ladino; zorro; ingenioso; despierto; afilado; agudo; astuto; diestro; vivaracho-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
pronto a la réplica bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
avispado bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
oportuno bijvoeglijk naamwoord
-
aprovechado bijvoeglijk naamwoord
-
ladino bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
diestro bijvoeglijk naamwoord
-
vivaracho bijvoeglijk naamwoord
-
-
fin (offensant; distinctement; mordant; aigu; fort; outrageant; âpre; acerbe; vexant; corrosif; injurieux; avec perspicacité; bien affilé; avec virulence; avec netteté)
agraviante; hiriente; ofensivo; vejatorio; insultante; lacerante-
agraviante bijvoeglijk naamwoord
-
hiriente bijvoeglijk naamwoord
-
ofensivo bijvoeglijk naamwoord
-
vejatorio bijvoeglijk naamwoord
-
insultante bijvoeglijk naamwoord
-
lacerante bijvoeglijk naamwoord
-
-
fin (vif; coupant; aigu; acerbe; pointu; passionné; tranchant; aigre; avec virulence; fervent; perçant; dur; net; sévère; violent; rigoureux; rigide; rude; intense; perspicace; piquant; sévèrement; rigoureusement; strictement; cuisant; aigrement)
-
fin (malin; futé; rusé; calculateur; avec ruse; avec astuce; astucieux; aiguisé; sournoisement; calculé; astucieusement; roublard)
despabilado; peligroso; despierto; zorro; arriesgado; astuto; precisamente; descansado; cuco; furtivo; ingenioso; ladino; calculador; taimado; cazurro-
despabilado bijvoeglijk naamwoord
-
peligroso bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
zorro bijvoeglijk naamwoord
-
arriesgado bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
precisamente bijvoeglijk naamwoord
-
descansado bijvoeglijk naamwoord
-
cuco bijvoeglijk naamwoord
-
furtivo bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
ladino bijvoeglijk naamwoord
-
calculador bijvoeglijk naamwoord
-
taimado bijvoeglijk naamwoord
-
cazurro bijvoeglijk naamwoord
-
-
fin (exquis; délicat; raffiné)
-
fin (gracieux; séduisant; avec grâce; gracieuse; charmant; avec élégance; délicat; élégant; délicatement; gracieusement; élégamment; attirant; finement; de bon goût; du meilleur goût; d'une manière charmante; d'un bon style)
amada; fino; atractivo; elegante; gracioso; sutilmente; querido; dulce; delicado; ameno; agraciado; hermoso; airoso; finamente; delicadamente; decorativo; con gracia-
amada bijvoeglijk naamwoord
-
fino bijvoeglijk naamwoord
-
atractivo bijvoeglijk naamwoord
-
elegante bijvoeglijk naamwoord
-
gracioso bijvoeglijk naamwoord
-
sutilmente bijvoeglijk naamwoord
-
querido bijvoeglijk naamwoord
-
dulce bijvoeglijk naamwoord
-
delicado bijvoeglijk naamwoord
-
ameno bijvoeglijk naamwoord
-
agraciado bijvoeglijk naamwoord
-
hermoso bijvoeglijk naamwoord
-
airoso bijvoeglijk naamwoord
-
finamente bijvoeglijk naamwoord
-
delicadamente bijvoeglijk naamwoord
-
decorativo bijvoeglijk naamwoord
-
con gracia bijvoeglijk naamwoord
-
-
fin (de taille fine; tendre; mince; maigre; fine; svelte)
Vertaal Matrix voor fin:
Synoniemen voor "fin":
Wiktionary: fin
fin
Cross Translation:
noun
-
terminaison ou arrêt d’une chose.
- fin → fin; final; término; conclusión
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fin | → fin | ↔ The End — end of a story |
• fin | → cabo; extremo; fondo | ↔ back — the part of something that goes last |
• fin | → cierre; conclusión; fin | ↔ close — end or conclusion |
• fin | → conclusión | ↔ conclusion — end, final part |
• fin | → fin | ↔ end — extreme part |
• fin | → fin; meta | ↔ finish — end |
• fin | → terminación; final; fin | ↔ termination — An end in time; a conclusion |
• fin | → fin | ↔ Ende — Abschluss eines zeitlichen Vorganges |
• fin | → fin | ↔ Ende — Abschluss einer Geschichte z. B. eines Buches oder Filmes |
• fin | → fin | ↔ Ende — Abschluss bzw. Abgrenzung eines Gegenstandes |
• fin | → fin; final | ↔ Schluss — Ende oder Handlung des Beendens (siehe auch „beenden“) |
• fin | → fin; propósito | ↔ Zweck — Ziel, das mit einer Handlung, mit einem Vorgang oder mit einer sonstigen Maßnahme erreicht werden soll; Funktion, der etwas dienen soll |
• fin | → fino | ↔ fein — physisch: dünn, zart, feinkörnig |
• fin | → título | ↔ Abschluss — erfolgreiche Beendigung eines Vorhabens zum Beispiel schulischen oder universitären Bildungsganges |
• fin | → fino | ↔ fijn — van geringe dikte |
Computer vertaling door derden: