Overzicht
Frans naar Spaans: Meer gegevens...
-
activer:
- activar; establecer; iniciar; acondicionar; implantar; fundar; instalar; poner en marcha; incoar; poner en movimiento; crear; formar; enfocar; introducir; encaminarse; introducir alguien a; invitar; empezar; comenzar; entrar en; emprender; arrancar; ponerse en marcha; ponerse en movimiento; despegar; activarse; agilizar; animar; estimular; incentivar; excitar; incitar; avivar; motivar; instigar; espolear; soportar; provocar; suscitar; apoyar; impulsar a; sostener; empujar; sujetar; promocionar; calzar; apresurar; engendrar; pegarse; hurgar; incitar a; aguijonear; hacer subir; atizar; encandilar; entusiasmar; dar viveza a; quemar; enredar; azuzar; acuciar; amotinar; encender; desafiar; resucitar; caldear; entornar; alentar; levantar; afilar; engordar; vaciar; acentuar; secundar; arreciar; apuntalar; escarbar; atosigar; envalentonar; aclamar; aplaudir
- activar; habilitar
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor activer (Frans) in het Spaans
activer:
activer werkwoord (active, actives, activons, activez, activent, activais, activait, activions, activiez, activaient, activai, activas, activa, activâmes, activâtes, activèrent, activerai, activeras, activera, activerons, activerez, activeront)
-
activer (animer; stimuler)
-
activer
establecer; iniciar; acondicionar; implantar; fundar; instalar; poner en marcha; incoar; poner en movimiento; crear; formar; enfocar; introducir; encaminarse-
establecer werkwoord
-
iniciar werkwoord
-
acondicionar werkwoord
-
implantar werkwoord
-
fundar werkwoord
-
instalar werkwoord
-
poner en marcha werkwoord
-
incoar werkwoord
-
poner en movimiento werkwoord
-
crear werkwoord
-
formar werkwoord
-
enfocar werkwoord
-
introducir werkwoord
-
encaminarse werkwoord
-
-
activer (introduire; envoyer; commencer à; lancer; amorcer; donner le signal du départ pour)
introducir; introducir alguien a; invitar-
introducir werkwoord
-
introducir alguien a werkwoord
-
invitar werkwoord
-
-
activer (commencer; commencer à; démarrer; lancer; mettre en marche; prendre; faire; débuter; entamer; envoyer; partir; entrer en vigueur; donner le signal du départ pour; engager; entreprendre; ouvrir; se mettre en mouvement; amorcer; toucher; s'activer)
empezar; comenzar; iniciar; entrar en; emprender; arrancar; ponerse en marcha; ponerse en movimiento; despegar; activarse-
empezar werkwoord
-
comenzar werkwoord
-
iniciar werkwoord
-
entrar en werkwoord
-
emprender werkwoord
-
arrancar werkwoord
-
ponerse en marcha werkwoord
-
ponerse en movimiento werkwoord
-
despegar werkwoord
-
activarse werkwoord
-
-
activer (accélérer; précipiter; presser; hâter; brusquer)
-
activer (stimuler; animer; encourager; provoquer; inciter; inciter à; exciter; aiguiser; attiser; aiguillonner; éperonner; être l'instigateur de)
-
activer (exhorter; inciter; éperonner; inciter à; animer; presser; exciter; attiser; tisonner)
estimular; soportar; provocar; animar; incentivar; suscitar; motivar; apoyar; impulsar a; sostener; empujar; sujetar; promocionar; calzar; incitar; apresurar; engendrar; pegarse; hurgar; avivar; instigar; incitar a; aguijonear; hacer subir-
estimular werkwoord
-
soportar werkwoord
-
provocar werkwoord
-
animar werkwoord
-
incentivar werkwoord
-
suscitar werkwoord
-
motivar werkwoord
-
apoyar werkwoord
-
impulsar a werkwoord
-
sostener werkwoord
-
empujar werkwoord
-
sujetar werkwoord
-
promocionar werkwoord
-
calzar werkwoord
-
incitar werkwoord
-
apresurar werkwoord
-
engendrar werkwoord
-
pegarse werkwoord
-
hurgar werkwoord
-
avivar werkwoord
-
instigar werkwoord
-
incitar a werkwoord
-
aguijonear werkwoord
-
hacer subir werkwoord
-
-
activer (attiser; stimuler; souffler sur; tisonner; faire monter; ranimer)
-
activer (exciter à; attiser)
-
activer (stimuler; enflammer; vivifier; raviver; animer)
avivar; entusiasmar; provocar; animar; excitar; dar viveza a-
avivar werkwoord
-
entusiasmar werkwoord
-
provocar werkwoord
-
animar werkwoord
-
excitar werkwoord
-
dar viveza a werkwoord
-
-
activer (attiser; aviver; énerver; agacer; semer la discorde; inciter à; tisonner; encourager; exciter; ranimer; ameuter; exciter à)
-
activer (inciter à; provoquer; stimuler; encourager; éperonner; inciter; exciter; aiguiser; animer; attiser; aiguillonner; être l'instigateur de)
excitar; estimular; provocar; incitar; engendrar; motivar; instigar; encender; animar; desafiar; incentivar; suscitar; resucitar; avivar; espolear; caldear; incitar a-
excitar werkwoord
-
estimular werkwoord
-
provocar werkwoord
-
incitar werkwoord
-
engendrar werkwoord
-
motivar werkwoord
-
instigar werkwoord
-
encender werkwoord
-
animar werkwoord
-
desafiar werkwoord
-
incentivar werkwoord
-
suscitar werkwoord
-
resucitar werkwoord
-
avivar werkwoord
-
espolear werkwoord
-
caldear werkwoord
-
incitar a werkwoord
-
-
activer (motiver; encourager; stimuler; aggraver; inciter; éperonner; animer; attiser; ranimer)
-
activer (inciter; motiver; encourager; inciter à; animer; aviver; exciter; stimuler; aiguillonner)
motivar; alentar; levantar; apoyar; encender; provocar; afilar; avivar; sostener; animar; engordar; empujar; sujetar; vaciar; promocionar; calzar; incentivar; suscitar; incitar; apresurar; engendrar; resucitar; acentuar; estimular; hurgar; secundar; arreciar; entornar; apuntalar; poner en marcha; instigar; escarbar; atosigar; espolear; impulsar a; incitar a; aguijonear-
motivar werkwoord
-
alentar werkwoord
-
levantar werkwoord
-
apoyar werkwoord
-
encender werkwoord
-
provocar werkwoord
-
afilar werkwoord
-
avivar werkwoord
-
sostener werkwoord
-
animar werkwoord
-
engordar werkwoord
-
empujar werkwoord
-
sujetar werkwoord
-
vaciar werkwoord
-
promocionar werkwoord
-
calzar werkwoord
-
incentivar werkwoord
-
suscitar werkwoord
-
incitar werkwoord
-
apresurar werkwoord
-
engendrar werkwoord
-
resucitar werkwoord
-
acentuar werkwoord
-
estimular werkwoord
-
hurgar werkwoord
-
secundar werkwoord
-
arreciar werkwoord
-
entornar werkwoord
-
apuntalar werkwoord
-
poner en marcha werkwoord
-
instigar werkwoord
-
escarbar werkwoord
-
atosigar werkwoord
-
espolear werkwoord
-
impulsar a werkwoord
-
incitar a werkwoord
-
aguijonear werkwoord
-
-
activer (attiser; ranimer; inciter; exciter; stimuler; aviver; aiguillonner; tisonner)
-
activer (encourager; inciter; applaudir; animer; exciter; attiser; ranimer; acclamer; stimuler; aviver; aiguillonner; ovationner; tisonner; exciter à)
Conjugations for activer:
Présent
- active
- actives
- active
- activons
- activez
- activent
imparfait
- activais
- activais
- activait
- activions
- activiez
- activaient
passé simple
- activai
- activas
- activa
- activâmes
- activâtes
- activèrent
futur simple
- activerai
- activeras
- activera
- activerons
- activerez
- activeront
subjonctif présent
- que j'active
- que tu actives
- qu'il active
- que nous activions
- que vous activiez
- qu'ils activent
conditionnel présent
- activerais
- activerais
- activerait
- activerions
- activeriez
- activeraient
passé composé
- ai activé
- as activé
- a activé
- avons activé
- avez activé
- ont activé
divers
- active!
- activez!
- activons!
- activé
- activant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles